21 januari 1981
In het aanhoren van het Woord Gods voltrekt zich de opbouw en de groei van de Kerk, en de wonderen die God eertijds op vele wijzen in de heilsgeschiedenis heeft verricht, worden in de tekens van de liturgische viering weer tot werkelijkheid, zij het tot een werkelijkheid van geheimvolle aard. Van de andere kant maakt God van de liturgievierende gemeenschap van gelovigen gebruik om zijn woord te verbreiden en te verheerlijken en zijn naam groot te maken onder de volken. Vgl. 2 Tess. 3, 1
Telkens derhalve als de Kerk, door de Heilige Geest voor de viering van de liturgie verenigd, het Woord Gods verkondigt en laat klinken, weet zij zich het nieuwe volk waaronder het eertijds gesloten verbond zijn volmaakte en definitieve vorm krijgt. Alle gelovigen die door doopsel en vormsel in de Geest boden van het Woord Gods zijn geworden dank zij de gave van het gehoor, moeten dit Woord Gods in de kerk en in de wereld verkondigen, minstens door het getuigenis van hun leven.
Dit Woord Gods, dat in de viering van de heilige mysteries wordt verkondigd, raakt niet alleen de huidige situatie, maar is ook een terugblik op het verleden en een vooruitzien naar de toekomst en biedt aan onze hoop datgene wat zij vurig moet verlangen, opdat te midden van de wisselvalligheden van de wereld ons hart daar blijvend is waar de echte vreugden zijn.