18 maart 2002
De priester breekt het eucharistisch Brood, eventueel met behulp van een diaken of concelebrant. De handeling van het breken van het Brood, die door Christus tijdens het Laatste Avondmaal werd verricht en die in de apostolische tijd haar naam aan heel de eucharistische viering heeft gegeven, betekent dat de gelovigen die met velen zijn, in de communie één lichaam worden door het deelnemen aan het ene brood des levens dat Christus is (1 Kor. 10, 17) die voor het heil van de wereld is gestorven en verrezen. Het breken van het Brood begint na het uitwisselen van de vredewens en wordt met de verschuldigde eerbied verricht, zonder dat dit onnodig lang duurt en er een overdreven grote betekenis aan wordt gehecht. Deze ritus is voorbehouden aan de priester en de diaken.
De priester breekt het Brood en laat een deel van de hostie in de kelk vallen om de eenheid van het Lichaam en Bloed van de Heer in het heilswerk aan te duiden, de eenheid namelijk van het levende en glorierijke Lichaam van Christus Jezus. De smeekbede van het Lam Gods (Agnus Dei) wordt gewoonlijk gezongen door het koor of de cantor, waarbij het volk antwoordt, of het wordt tenminste luid gezegd. Deze aanroeping begeleidt het breken van het Brood en kan daarom zo lang herhaald worden als nodig is, totdat de ritus is voltooid. De laatste keer wordt zij besloten met de woorden: geef ons de vrede (dona nobis pacem).
Dan neemt de priester de hostie, breekt ze boven de pateen en laat een deeltje in de kelk vallen, terwijl hij in stilte zegt: Lichaam en Bloed (Haec commixtio). Ondertussen wordt het Lam Gods (Agnus Dei) door het koor en het volk gezongen of gezegd (vgl. nr. 83).