18 maart 2002
De gewijde herders moeten de gelovigen die aan de ritus deelnemen of daarbij aanwezig zijn, zo goed mogelijk de katholieke leer in herinnering brengen over de vorm van de heilige Communie volgens het Oecumenisch Concilie van Trente. Vóór alles moeten zij de gelovigen erop wijzen dat het katholieke geloof leert dat ook onder slechts één van de beide gedaanten de gehele en volledige Christus en een echt Sacrament ontvangen wordt en dat daarom zij die slechts één gedaante ontvangen, met betrekking tot de vrucht van de communie van geen enkele genade verstoken blijven die noodzakelijk is ter zaligheid. Vgl. Concilie van Trente, 21e Zitting - Leer over de communie onder beide gedaante en door kinderen, Sessio XXI - Doctrina de communione sub utraque specie et parvulorum (16 juli 1562), 1-5
Zij moeten hen ook leren dat de Kerk bij het toedienen van de Sacramenten de macht heeft met behoud van het essentiële vast te stellen of te wijzigen wat naar haar oordeel meer bijdraagt tot de eerbied die men de Sacramenten verschuldigd is of voor het nut van degenen die ze ontvangen naargelang van de omstandigheden, tijd en plaats. Vgl. Concilie van Trente, 21e Zitting - Leer over de communie onder beide gedaante en door kinderen, Sessio XXI - Doctrina de communione sub utraque specie et parvulorum (16 juli 1562), 4 Tegelijkertijd moeten de gelovigen aangemaand worden dat zij sterker verlangen deel te nemen aan de heilige ritus, waarin het teken van het eucharistische gastmaal vollediger tot uitdrukking komt.