18 maart 2002
Na het universele gebed gaan allen zitten en begint het gezang bij de offerande. (vgl. nr. 74)
Een acoliet of een andere leken bedienaar die dient, plaatst het corporale, het kelkdoekje, de kelk, de palla en het missaal op het altaar.
De bereiding van de gaven (vgl. nrs. 139 - 146) wordt door de hoofdcelebrant voltrokken, terwijl de andere concelebranten op hun plaats blijven.