18 maart 2002
De liturgische taken die niet eigen zijn aan de priester of diaken en die hierboven (nrs. 100 - 106) besproken zijn, kunnen ook met een liturgische zegening of met een tijdelijke aanstelling toevertrouwd worden aan geschikte leken die door de pastoor of de rector van de kerk zijn uitgekozen. Vgl. Pauselijke Raad voor Wetsteksten, Interpretationis authenticam Can. 230, § 2, Laici... possunt (15 mrt 1994) Wat betreft de taak om de priester aan het altaar te dienen moeten de bepalingen onderhouden worden die door de bisschop voor zijn bisdom gegeven zijn.
De diocesane bisschop, die beschouwd moet worden als de hogepriester van zijn kudde en van wie het leven van zijn gelovigen in Christus als het ware afkomstig en afhankelijk is, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 41 moet in zijn bisdom het liturgisch leven bevorderen, leiden en bewaken. In dit statuut wordt aan hem toevertrouwd: de regeling van de concelebratie (vgl. nrs. 202 en 374), het vaststellen van de normen betreffende de taak om de priester te dienen aan het altaar (vgl. nr. 107), betreffende het uitreiken van de heilige Communie onder beide gedaanten (vgl. nr. 283), betreffende het oprichten en inrichten van kerkgebouwen (vgl. nr. 291). Allereerst is het echter zijn taak de geest van de heilige liturgie bij de priesters, diakens en gelovigen te voeden.