
H. Paus Johannes Paulus II en Patriarch Dimitrios I - 7 december 1987
Wij, Paus Johannes Paulus II en oecumenisch patriarch Dimitrios I, brengen dank aan God die ons heeft verleend elkaar te ontmoeten om samen te bidden en met de gelovigen van de Kerk van Rome, eerbiedwaardig door de gedachtenis van de apostelen en coryfeeën Petrus en Paulus, en om met elkaar te spreken over het leven van de kerk van Christus en haar Zending in de wereld.
Deze ontmoeting is een teken van de broederschap welke tussen de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk bestaat. Deze broederschap welke bij talrijke gelegenheden en onder verschillende vormen is gebleken, houdt niet op toe te nemen en vruchten te dragen tot eer van God. Wij ervaren opnieuw het geluk als broeders samen te zijn Vgl. Ps. 133 . Terwijl wij dank brengen ‘aan de Vader der hemellichten van wie elke volmaakte gave neerdaalt’ Vgl. Jak. 1, 17 bidden wij en nodigen wij alle gelovigen van de Katholieke Kerk en van de Orthodoxe Kerk uit bij God met ons ten beste te spreken: dat Hij het werk voltooit, dat Hij onder ons is begonnen! Terwijl wij de woorden van de heilige Paulus tot de onze maken, sporen wij hen aan: ‘Maakt dan mijn vreugde volkomen door uw eenheid’ (Fil. 2, 2). Mogen de harten van allen zich voortdurend gereed houden om de eenheid te ontvangen als een gave welke de Heer verleent aan zijn Kerk!
Wij spreken onze vreugde en voldoening uit, wanneer wij de eerste resultaten en de positieve ontwikkeling vaststellen van de theologische dialoog die werd aangekondigd tijdens onze Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen
Gemeenschappelijke verklaring van Zijne Heiligheid Paus Johannes Paulus II en Dimitrius I, patriarch van Constantinopel
(30 november 1979). De documenten die door de gemeenschappelijke commissie zijn aanvaard, vormen belangrijke verwijspunten voor de voortzetting van de dialoog. Zij trachten namelijk datgene onder woorden te brengen wat de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk samen als gemeenschappelijk geloof kunnen belijden over het mysterie van de Kerk en het verband tussen het geloof en de Sacramenten. Terwijl elk van onze Kerken dezelfde Sacramenten heeft ontvangen en viert, zien zij beter dat, terwijl de eenheid van het geloof is gewaarborgd, een zekere verscheidenheid van de dikwijls elkaar aanvullende uitdrukkingen en eigen gebruiken geen belemmering ervoor vormt, maar het leven van de Kerk en de altijd onvolmaakte kennis van het geopenbaarde mysterie verrijkt Vgl. 1 Kor. 13, 12
.
Ten overstaan van de eerste resultaten van de gemeenschappelijk ondernomen inspanning in ‘de gehoorzaamheid van het geloof’ (Rom. 1, 5) om de volledige gemeenschap tussen de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk te herstellen danken wij de leden van de gemeenschappelijke commissie voor de theologische dialoog en moedigen wij hen aan. Wij wensen dat de gelovigen ervan op de hoogte worden gesteld en ook dank zouden kunnen brengen aan God, zich zouden verenigen met het gebed van de Heer: ‘Dat allen één zijn’ (Joh. 17, 21), blijven volharden in het gebed en samen blijven groeien in geloof en hoop. Wij wensen ook dat de vorderingen van de dialoog Katholieken en Orthodoxen doen toenemen in een betere wederzijdse kennis en een grotere liefde. Door de aldus gerichte verkondiging, catechese, theologische vorming zal de dialoog al zijn vruchten dragen in het volk van God.
Wij bidden de Geest van de Heer, die op Pinksteren heeft getoond de eenheid in de verscheidenheid van talen, ’ons tot de volle waarheid te brengen’ Vgl. Joh. 16, 13 en te geven dat oplossingen worden gevonden door de moeilijkheden die de volledige gemeenschap nog verhinderen, welke tot uitdrukking moet komen in de eucharistische viering.
Onze ontmoeting heeft plaats in dit jaar van het twaalfde eeuwfeest van het Tweede Concilie van Nicea dat, voorbereid door een lange samenwerking zonder breuk tussen de Kerk van Rome en de Kerk van Constantinopel, het rechtzinnige geloof heeft doen overwinnen. De Kerken van het Oosten en het Westen hebben gedurende eeuwen samen de Oecumenische Concilies gevierd die ’het geloof dat eens voor al aan de heiligen werd overgeleverd’ (Judas 3) hebben verkondigd en verdedigd. ‘Geroepen tot een en dezelfde hoop’ (Ef. 4, 4), verwachten wij de door God gewilde dag, dat de hervonden eenheid in het geloof zal worden gevierd en de volledige gemeenschap zal worden hersteld door een concelebratie van de Eucharistie van de Heer.
Wij vernieuwen tegenover God onze gemeenschappelijke verplichting om op alle mogelijke manieren de dialoog van de liefde te bevorderen door het voorbeeld van Christus te volgen, die Zijn Kerk voedt en haar met de zorg van Zijn liefde omringt Vgl. Ef. 5, 29 . In deze geest wijzen wij elke vorm van proselytisme af, elke houding welke zou worden of zou kunnen worden gezien als een gebrek aan respect. Deze creatieve liefde brengt ons tot samenwerken voor de rechtvaardigheid en vrede zowel op wereldniveau als op regionaal en plaatselijk niveau. Zij dwingt ons deze samenwerking niet te beperken, maar haar behalve door Christenen ook open te stellen voor allen die in de andere godsdiensten God, zijn gerechtigheid en zijn vrede zoeken. Zij maakt ons bereid om samen mee te werken aan het welzijn van de mensheid met alle mensen van goede wil. Die zending van de Kerk ten aanzien van de wereld Christus komt verlossen, omvat de verdediging van de waardigheid van de mens overal waar deze rechtstreeks of onrechtstreeks op velerlei manieren in het geding is en onder andere door de armoede welke behoorlijk leven in de weg staat; door alles wat het leven van echtgenoten en gezinnen, de grondslagen van de samenleving, belemmert; door de beperking van de vrijheid van personen en gemeenschappen hun geloof te beleven en te belijden en zich te ontwikkelen volgens hun eigen cultuur; door het gebruiken en verhandelen van menselijke wezens, vooral van jongeren, voor de bevrediging van de hartstochten van anderen of door hen tot slaven van drugs te maken; door zoeken van het genot; door zich elke morele orde te ontdoen; door de angst voor het bestaan van middelen om ernstige schade te veroorzaken voor de integriteit van de schepping; door de racistische ideologieën die de fundamentele gelijkheid van allen tegenover God ontkennen, ideologieën vooral die ontoelaatbaar zijn voor christenen die aan de wereld het gelaat van Christus de Verlosser moeten tonen en haar zo moeten helpen deze tegenstrijdigheden, spanningen en vertwijfelingen te overwinnen, omdat zij geloven dat God deze wereld zozeer lief heeft gehad, dat Hij zijn eigen Zoon heeft gegeven opdat allen door Hem zouden worden gered Vgl. Joh. 3, 16-17 en in Hem één lichaam zou worden, waarin zij de ledematen van elkaar zijn Vgl. Rom. 12, 5 .
In deze ogenblikken vol vreugde en terwijl wij een diepe geestelijke gemeenschap ervaren, welke wij willen delen met de herders en gelovigen van zowel het Oosten als het Westen, verheffen wij onze harten tot Hem die het hoofd is, Christus. Van Hem ontvangt heel het lichaam eensgezindheid en samenhang, dank zij alle gewrichten die het verbinden door een activiteit welke evenredig aan elk toebedeeld. Zo bewerkt het lichaam zijn eigen groei. Zo vormt het zichzelf in de liefde Vgl. Ef. 4, 16 . Alle eer zij aan God door Christus in de Heilige Geest!
Johannes Paulus PP. II
Dimitrios I van Constantinopel
Vaticaan, 7 december 1987