H. Paus Johannes Paulus II - 29 mei 1982
De passages welke aartsbisschop Runcie en ik zo juist hebben gelezen, zijn genomen uit het evangelie volgens Johannes en bevatten de woorden van onze Heer Jezus Christus op de vooravond van zijn lijden. Terwijl Hij het avondmaal hield met zijn leerlingen, bad Hij: 'dat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U: dat ook zij in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt' (Joh. 17, 21).
Deze woorden zijn opeen bijzondere wijze getekend door het paas mysterie van onze Heer; door zijn lijden, dood en verrijzenis. Hoewel slechts eenmaal uitgesproken, duren ze door alle generaties heen voort. Christus bidt onophoudelijk voor de eenheid van zijn kerk, omdat Hij haar bemint met dezelfde liefde waarmee Hij zijn apostelen en leerlingen liefhad die met Hem waren aan het laatste avondmaal. 'Niet voor hen alleen bid Ik, maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven' (Joh. 17, 20). Christus openbaart een goddelijk perspectief waarin de Vader en de Zoon en de Heilige Geest aanwezig zijn. Aanwezig is ook het diepste mysterie van de kerk: de eenheid in liefde welke tussen de Vader en de Zoon en de Heilige Geest bestaat, dringt door tot het hart van het volk dat God tot het zijne heeft gekozen en de bron van zijn eenheid is.
De woorden van Christus weerklinken op een bijzondere wijze vandaag in deze gewijde kathedraal welke de figuur voor de geest roept van de grote missionaris, de heilige Augustinus die paus Gregorius de Grote uitzond, opdat door zijn woorden de zonen en dochters van Engeland zouden geloven in Christus.
Dierbare broeders, ieder van ons is bijzonder gevoelig geworden voor deze woorden van het priesterlijk gebed van Christus. De kerk van onze tijd is de kerk welke op bijzondere wijze deelneemt in het gebed van Christus voor de eenheid en welke de wegen tot eenheid zoekt, gehoorzaam aan de Geest die in de woorden van de Heer spreekt. Wij willen, vooral vandaag, gehoorzaam zijn, op deze historische dag, waarop eeuwen en generaties hebben gewacht. Wij willen Hem gehoorzaam zijn, die Christus de Geest der waarheid noemt.
Op het pinksterfeest vorig jaar namen katholieken en anglicanen met orthodoxen en protestanten, zowel in Rome als in Constantinopel, deel aan de herdenking van het Eerste Concilie van Constantinopel door hun gemeenschappelijk geloof te belijden in de Heilige Geest, de Heer en levengever. Weer zijn we op deze vigilie van het grote Pinksterfeest bijeen in gebed om onze hemelse Vader te vragen opnieuw de Heilige Geest, de Geest van Christus, uit te storten over zijn kerk. Want wij belijden dat de Kerk volgens de woorden van de geloofsbelijdenis van dat concilie, het werk bij uitstek is van de Heilige Geest, wanneer wij zeggen "wij geloven in één, heilige, katholieke en apostolische kerk".
De evangeliepassages van vandaag hebben vooral de aandacht gevestigd op twee aspecten van de gave van de Heilige Geest die Jezus over zijn leerlingen afriep: Hij is de Geest van waarheid en de Geest van eenheid. Op de eerste Pinksterdag daalde de Heilige Geest neer op die kleine groep leerlingen om hen te bevestigen in de waarheid van Gods verlossing van de wereld door de dood en verrijzenis van zijn Zoon, en om hen te verenigen in het ene lichaam van Christus, dat de Kerk is. Zo weten wij dat, wanneer wij bidden 'dat allen één mogen zijn' zoals Jezus en zijn Vader één zijn, het juist is, opdat 'de wereld gelove' en door dit geloof wordt gered. Vgl. Joh. 17, 21 Want ons geloof kan geen ander zijn dan het geloof van Pinksteren, het geloof waarin de apostelen werden bevestigd door de Geest der waarheid. Wij geloven dat de verrezen Heer macht heeft om ons van de zonde en de machten van de duisternis te verlossen. Wij geloven ook, dat wij geroepen zijn te 'worden één lichaam, één geest in Christus'. Eucharistisch gebed III
Over enkele ogenblikken zullen wij samen onze doopbeloften hernieuwen. Wij willen dit ritueel verrichten, dat wij als anglicanen en katholieken gemeenschappelijk delen, als een duidelijk getuigenis van het ene sacrament van het Doopsel waardoor wij in Christus zijn verenigd. Tegelijk zijn wij nederig indachtig, dat het geloof van de Kerk waarop wij ons beroepen niet zonder de sporen van onze verdeeldheid is. Samen zullen wij onze verzaking aan de zonde hernieuwen om duidelijk te maken, dat wij geloven dat Jezus Christus de machtige greep van Satan op 'de wereld' (Joh. 14, 17) heeft overwonnen. Wij zuilen opnieuw onze bedoeling belijden ons af te keren van alles wat kwaad is om ons naar God te keren die de bewerker is van alles wat goed is en de bron van alles wat heilig is. Wanneer wij weer onze belijdenis doen van ons geloof in de drie-ene God - Vader, Zoon en Heilige Geest - vinden wij sterke hoop in de belofte van Jezus: 'De Helper, de Heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb' (Joh. 14, 21). De belofte van Christus geeft ons vertrouwen in de macht van deze zelfde Heilige Geest om de verdeeldheden te helen die in de kerk zijn binnengebracht in de loop van de eeuwen sinds die eerste pinksterdag. Op deze manier zal de vernieuwing van onze doopbeloften een belofte worden om alles te doen wat in onze macht is om met de genade mee te werken van de Heilige Geest, die ons alleen tot de dag kan brengen dat wij de volheid van ons geloof samen zullen belijden.
Wij mogen vrijmoedig zijn wanneer wij ons gebed voor de eenheid vandaag richten tot de Heilige Geest, want overeenkomstig de belofte van Christus zal de Geest, de Helper, voor altijd met ons zijn. Vgl. Joh. 14, 16
Met vertrouwen was aartsbisschop Fischer zo vrij paus Johannes XXIII te bezoeken in de tijd van het Tweede Vaticaans Concilie, en kwamen de aartsbisschoppen Secretariaat voor eenheid der Christenen
Gemeenschappelijke verklaring over de gesprekken tussen de Rooms Katholieke Kerk en de Anglicaanse Gemeenschap
(24 maart 1966) en H. Paus Paulus VI - Toespraak
Gemeenschappelijke verklaring Paus Paulus VI en Aartsbisschop Coggan
(29 april 1977) paus Paulus VI bezoeken. Met niet minder vertrouwen heb ik beantwoord aan de ingevingen van de Heilige Geest om vandaag met u te zijn in Canterbury.
Mijn dierbare broeders en zusters van de Anglicaanse Gemeenschap 'die ik liefheb en naar wie ik verlang' (Fil. 4, 1), hoe blij ben ik vandaag rechtstreeks tot u te kunnen spreken in deze grote kathedraal! Dit gebouw zelf is een welsprekend getuigenis zowel van onze lange jaren met een gemeenschappelijke erfenis en van de droevige jaren van scheiding die volgden. Onder dit gewelf onderging de heilige Thomas Becket de marteldood. Hier roepen wij ons Augustinus voor de geest en Dunstan en Anselmus en al die monniken die zo'n ijverige dienst in deze kerk bewezen. De grote gebeurtenissen van de heilsgeschiedenis worden opnieuw verteld in de oude gebrandschilderde ramen boven ons. En wij hebben hier het handschrift van de evangeliën vereerd, dat dertienhonderd jaar geleden van Rome naar Canterbury werd gezonden. Aangemoedigd door het getuigenis van zovelen, die door de eeuwen heen hun geloof in Jezus Christus hebben beleden - dikwijls ten koste van hun eigen leven - een offer dat ook vandaag van niet weinigen wordt gevraagd, zoals de nieuwe kapel welke wij zullen bezoeken, ons in herinnering brengt - doe ik op deze heilige plaats een beroep op u, op al mijn medechristenen en vooral de leden van de Kerk van Engeland en de leden van de Anglicaanse Gemeenschap over heel de wereld, de verplichting te aanvaarden waartoe aartsbisschop Runcie en ik ons vandaag opnieuw tegenover u verbinden. Deze verplichting is te bidden en te werken voor de verzoening en kerkelijke eenheid overeenkomstig de geest en het hart van onze Verlosser Jezus Christus.
Bij dit eerste bezoek van een paus aan Canterbury, kom ik naar u in liefde - de liefde van Petrus tot wie de Heer zei, 'Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou bezwijken. Wanneer ge eenmaal tot inkeer gekomen zijt, versterk dan op uw beurt uw broeders' (Lc. 22, 32). Ik kom ook naar u in de liefde van Gregorius die de heilige Augustinus naar deze plaats zond om de kudde van de Heer de zorg van een herder te geven. Vgl. 1 Pt. 5, 2 Juist zoals iedere bedienaar van het Evangelie moet doen, zo herhaal ik vandaag de woorden van de Meester: 'Ik ben onder u als degene die bedient' (Lc. 22, 27). Ik breng voor u, geliefde broeders en zusters van de Anglicaanse Gemeenschap, de verwachtingen en verlangens, de gebeden en de goede wil met me mee van allen die verenigd zijn met de kerk van Rome, waarvan vanaf de vroegste tijden werd gezegd 'in liefde voor te zitten.' H. Ignatius van Antiochiƫ, Brief aan de Romeinen, Epistula ad Romanos. Inleiding
Over enkele ogenblikken zal aartsbisschop Runcie met mij een H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Gemeenschappelijke verklaring van Paus Johannes Paulus II en aartsbisschop Runcie van Canterbury
In de Kathedraal van Canterbury
(29 mei 1982) voorlezen, waarin wij de stappen erkennend die wij reeds hebben genomen op weg van de eenheid en de plannen aangeven welke wij voorstellen en de verwachtingen die wij koesteren voor de volgende fase van onze gemeenschappelijke pelgrimage. En toch zullen deze verwachtingen en plannen tot niets leiden, wanneer ons streven naar eenheid niet is geworteld in onze eenheid met God; want Jezus zei: 'Op die dag zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u. Wie mijn geboden onderhoudt, die hij heeft ontvangen, hij is het die Mij liefheeft. En wie Mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden; ook Ik zal hem beminnen en Ik zal Mij aan hem openbaren' (Joh. 14, 20-21). De liefde van God is over ons uitgestort in de persoon van de Heilige Geest, de Geest van waarheid en eenheid. Stellen wij onszelf open voor zijn machtige liefde wanneer wij bidden, dat wij allen, terwijl wij de waarheid spreken in liefde, geheel toegroeien naar Hem die het hoofd is, naar onze Heer Jezus Christus. Vgl. Ef. 4, 15
Moge de dialoog die wij zijn begonnen, ons naar de dag brengen van het volledig herstel van de eenheid in geloof en liefde.
Op de vooravond van zijn lijden sprak Jezus tot zijn leerlingen: 'Als gij Mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden' (Joh. 14, 15). Wij hebben ons gedwongen gevoeld hier vandaag samen te komen in gehoorzaamheid aan het grote gebod: het gebod van de liefde. Wij willen het in zijn geheel opnemen, om er volledig van te leven en de kracht van dit gebod te ervaren overeenkomstig de woorden van de Meester: 'Dan zal de Vader op mijn gebed u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven: de Geest van de waarheid, voor wie de wereld niet ontvankelijk is, omdat zij Hem niet ziet en niet kent. Gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn' (Joh. 14, 16-17).
De liefde groeit door middel van de waarheid, en de waarheid komt de mens nader door middel van de liefde. Hieraan denkend richt ik dit gebed tot de Heer:
O Christus, moge alles wat deel uitmaakt van de ontmoeting van vandaag, zijn geboren uit de Geest van de waarheid en vruchtbaar worden gemaakt door de liefde.
Zie vóór ons: het verleden en de toekomst!
Zie vóór ons: de verlangens van zovele harten!
U, die de Heer van de geschiedenis bent en de Heer van de menselijke harten, wees met ons! Christus Jezus, eeuwige Zoon van God, wees met ons!
Amen.