
Paus Leo XIII - 22 mei 1902
Verder, de geschiedenis is er getuige voor, dat het christelijk leven onder het volk tot hoger bloei kwam in tijden, waarin de Eucharistie veelvuldiger werd ontvangen. Daartegenover is het evenzeer een feit, dat het een gewoon verschijnsel was: als de mensen het hemels brood verwaarloosden en er als het ware de smaak voor verloren hadden, dan begon de kracht van het Christendom langzamerhand te verflauwen. En om te voorkomen, dat die kracht ten slotte geheel zou bezwijken, nam Innocentius III op het concilie van Lateranen een opportune maatregel. Hij vaardigde nl. een streng gebod uit, dat ten minste gedurende de plechtige paastijd geen Christen zich zou onthouden van deelname aan het lichaam des Heren. Vgl. 4e Concilie van Lateranen, Hfd 21. Over het afleggen van de Biecht, de geheimhouding door de priester en het tenminste met Pasen te Communie gaan, Caput 21. De confessione facienda, et non revelanda a sacerdote, et saltem in Pascha communicando (11 nov 1215), 1 Maar het is duidelijk, dat dit gebod met verdriet werd gegeven en als een laatste geneesmiddel, Het was altijd de wens der Kerk, dat bij iedere heilige Mis de aanwezige gelovigen zouden deelnemen aan deze heilige Tafel. "De heilige kerkvergadering zou wensen, dat in elke heilige Mis de daarbij tegenwoordige gelovigen niet slechts door geestelijk verlangen maar ook door het sacramenteel ontvangen der Eucharistie communiceerden, opdat de vrucht van dit zeer heilig offer hun in rijker overvloed zou toekomen." Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 10