
Paus, Curie en Nederlandse Bisschoppen - 31 januari 1980
BESLUITEN BIJZONDERE SYNODE VAN BISSCHOPPEN VAN NEDERLAND | |||
► | ENIGE SECTOREN VAN HET KERKELIJK LEVEN |
Verbonden zijn met Christus, leven in Hem, betekent allereerst geloven in Zijn Woord, maar het is evenzeer deelnemen aan de sacramenten van het geloof. Door de sacramentele genade deelt Christus zichzelf aan ons mee, opdat wij "vruchten zouden dragen". Vgl. Joh. 15, 5
Dat is op heel bijzondere wijze waar van de H. Eucharistie. Door het Lichaam en Bloed van Christus te ontvangen krijgen wij gemeenschap met Hem, en door Hem, met de Vader en ook met onze broeders en zusters. Daarom vereren wij met respect tijdens de viering van de H. Eucharistie de geheiligde gaven. Wij aanbidden de Heer ook in de Heilige Reserve. Om met Christus te kunnen leven vraagt de Kerk aan de gelovigen deel te nemen aan de viering van de Eucharistie, het volmaakte offer van lof, op zijn minst iedere zondag en op verplichte feestdagen.
Zoals het Woord des Heren aan de Kerk is toevertrouwd, zo ook de sacramenten. De regeling van de liturgie hangt uitsluitend af van het gezag van de Kerk. Deze regeling komt toe aan de H. Stoel, en - binnen de mate toegelaten door de wettelijke voorschriften - aan de Bisschop, rekening houdend met bepaalde competenties die door het recht aan de Bisschoppenconferentie zijn toegekend. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 22. 1 en 2
De Liturgie is een gemeenschappelijk goed van heel de Kerk; zij geeft uitdrukking aan de volmaakte aanbidding die in Christus tot de Vader wordt gericht, en die ons samenbindt in de H. Geest. Uit trouw aan Christus en aan Zijn Kerk moet men de Liturgie geheel vieren volgens de officiële boeken, zoals die zijn herzien volgens de richtlijnen van Vaticanum II Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 22, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de ruime mogelijkheden tot aanpassing die in de boeken zelf worden aangegeven.
Om te kunnen delen in het heil dat Christus ons heeft gebracht hebben wij de bevrijding nodig van onze zonden en het herstel van de gemeenschap in liefde met de Vader en met onze broeders en zusters. Dit is reeds een van de effecten van het doopsel, en het wordt vernieuwd en verdiept door het sacrament van verzoening.
Deze verzoening met de Vader en met de Kerk veronderstelt de belijdenis van onze zonden en een oprechte wil tot bekering. Ondanks de huidige weerstand tegen de persoonlijke biecht, verzoeken de Bisschoppen aan de priesters om, in de prediking en in de catechese, bij de gelovigen de waardering voor het Sacrament van de Verzoening te herstellen. Zij verzoeken hen in het bijzonder om beschikbaar te willen zijn voor eenieder die wil biechten, met name in de vorm van een persoonlijk gesprek, en op vastgestelde uren, en ook om aan de jongeren te leren biechten. Zij spreken de hoop uit dat in het leven van de gelovigen ook de persoonlijke biecht zijn plaats zal herkrijgen, omdat deze het enige gewone middel is om zich met God en met zijn broeders en zusters in het geloof te verzoenen. De algemene absolutie is een buitengewoon middel dat de Bisschop slechts mag toestaan in bepaalde omstandigheden die voorzien en omschreven zijn in het Congregatie voor de Riten
Ordo Paenitentiae
Ordo van het Sacrament van Boete en Verzoening (2 december 1973).
De leden van de Synode spreken hun oprecht waardering uit voor de zeer vele catecheten die trouw hun functie vervullen en die daarbij geen geringe moeilijkheden ondervinden in een geseculariseerde wereld.
Ten aanzien van de inhoud van de catechese dringen de Bisschoppen er op aan dat het levende geloof van de universele Kerk moet worden uitgedrukt. Ten aanzien van de methode geldt, dat deze aangepast moet zijn aan het karakter, aan de mogelijkheden, aan de leeftijd en aan de situatie van de toehoorders Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 14. In dit opzicht is een zekere vorm van onderzoek en van verstandig experimenteren toegestaan, en zijn geduldige en vertrouwvolle gesprekken met specialisten noodzakelijk.
Als eerste verantwoordelijken voor de catechese, hebben de Bisschoppen het voornemen om goede teksten voor de catechese te doen voorbereiden, alsmede richtlijnen gebaseerd op het Congregatie voor de Clerus
Directorium Catechisticum Generale
Algemeen directorium voor de catechese (11 april 1971), op de documenten van de Synode van 1977 en op de Apostolische Exhortatie "H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Catechesi Tradendae
Catechese geven in onze tijd
(16 oktober 1979)". Terwijl zij voortdurend een beroep doen op de medewerking van specialisten en van gespecialiseerde instellingen, willen de Bisschoppen toch op dit gebied evenzeer als op andere, persoonlijk hun taak als leraren van het geloof uitvoeren.
De Bisschoppen moedigen uitdrukkelijk de oecumenische initiatieven aan als een ernstige plicht die ons met name door Vaticanum II is voorgehouden. Zij wijzen op het belang van het gebed, en op het feit dat iedere oecumenische activiteit in wezen zeer geestelijk van aard is. Bovendien is de oecumenische activiteit met het volste recht kerkelijk te noemen: in haar ontstaan, krachtens haar aard en in haar doel. Haar doel is niet om te komen tot een kleinste gemene veelvoud, maar in tegendeel tot de volheid van het geloof. Daarom wordt de oecumenische activiteit gesteund door de Bisschoppen die ervoor zullen waken dat zij rekening blijft houden met de eisen die het geloof stelt, met name deze dat de intercommunie tussen gescheiden broeders niet het antwoord is op de oproep van Christus tot volmaakte eenheid. Deze volmaakte eenheid blijft het voorwerp van onze inspanningen en van een verwachting die is gegrondvest op het gebed van Christus zelf: "Mogen allen één zijn" (Joh. 17, 21) H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de Amerikaanse Bisschoppen te Chicago (5 okt 1979)