H. Paus Johannes Paulus II - 12 januari 2003
Dierbare broeders en zusters,
Ik heb mijn pontificaat vanaf het begin onder de bijzondere bescherming van Maria willen stellen. Verder heb ik de gehele geloofsgemeenschap vaak gevraagd om zelf de ervaring van de bovenzaal te beleven, waar de leerlingen “trouw en eensgezind in gebed (waren), samen met ... Maria, de moeder van Jezus” (Hand. 1, 14).
Reeds in mijn eerste encycliek, H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptor Hominis
De Verlosser van de mensen
(4 maart 1979), schreef ik dat wij alleen in een sfeer van intens gebed in staat zijn “de heilige Geest die over ons komt te ontvangen en aldus getuigen van Christus mogen worden ‘tot het uiteinde der aarde’ zoals zij die het cenakel te Jeruzalem verlieten op pinksterdag”. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 22
De Kerk wordt zich bewuster dat ook zij, net als Maria, een ‘moeder’ is. Zoals ik in de bul H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Incarnationis mysterium
Bul ter afkondiging van het Grote Jubileumjaar 2000
(30 november 1998) ter gelegenheid van het grote jubileum van het jaar 2000 aangaf, is de Kerk “de wieg waarin Maria Jezus gelegd heeft en waarin zij Hem aan de aanbidding en beschouwing van alle volken toevertrouwt”. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bul ter afkondiging van het Grote Jubileumjaar 2000, Incarnationis mysterium (30 nov 1998), 11 De Kerk wil verder gaan op deze spirituele en missionaire weg, vergezeld door de heilige Maagd, Ster van de nieuwe evangelisatie, stralende dageraad en zekere leidsvrouw op onze weg. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Een nieuw millennium, Novo millennio ineunte (6 jan 2001), 58
Ik zou willen dat het Jaar van de Rozenkrans voor gelovigen in alle delen van de wereld een goede gelegenheid biedt om de betekenis van hun christelijke roeping te verdiepen. Door van de gezegende Maagd te leren en haar voorbeeld te volgen, zal iedere gemeenschap beter in staat zijn om haar eigen ‘contemplatieve’ en ‘missionaire’ activiteiten uit te bouwen.
Als de Wereldmissiezondag, direct aan het einde van het speciale Mariajaar, goed wordt voorbereid, zal dat een extra impuls geven aan de betrokkenheid van de kerkelijke gemeenschap. Het vertrouwen dat wij tot Maria onze toevlucht kunnen nemen, zal, in combinatie met het dagelijks reciteren van de rozenkrans en de meditatie over de geheimen van het leven van Christus, onderstrepen dat de missie van de Kerk in de eerste plaats steunt op het gebed. De houding om te ‘luisteren’, waartoe men komt door het bidden van de rozenkrans, brengt de gelovigen dicht bij Maria, die “dit alles in haar hart bewaarde en erover nadacht” (Lc. 2, 19). Frequente meditatie over het Woord van God vormt ons om te leven “in levende gemeenschap met Jezus door – zoals we zouden kunnen zeggen – het hart van Zijn moeder”. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de allerheiligste Rozenkrans, Rosarium Virginis Mariae (16 okt 2002), 2
Cum Maria contemplemur Christi vultum!
Deze woorden komen vaak naar boven: met Maria het gelaat van Christus beschouwen. Als wij spreken van het ‘gelaat’ van Christus, doelen wij op zijn menselijke gelijkenis waarvan de eeuwige heerlijkheid van de enige Zoon van de Vader afstraalt Vgl. Joh. 1, 14 : “De luister van de goddelijkheid straalt van het gelaat van Christus.” H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de allerheiligste Rozenkrans, Rosarium Virginis Mariae (16 okt 2002), 21 De contemplatie van het gelaat van Christus leidt tot een diepere innerlijke vertrouwdheid met zijn geheimenis. De contemplatie van Jezus door de ogen van het geloof doet ons het geheimenis van de Drie-ene God doorgronden. Jezus zei: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Joh. 14, 9). Met de rozenkrans gaan wij verder op deze mysterieuze weg “in vereniging met, en op de school van Zijn allerheiligste moeder”. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de allerheiligste Rozenkrans, Rosarium Virginis Mariae (16 okt 2002), 3 Maria wil zelf onze leermeesteres en leidsvrouw zijn. Door de werking van de heilige Geest helpt zij ons om de “serene vrijmoedigheid” te verwerven die de gelovigen in staat stelt om hun ervaring met Jezus en de hoop die hen drijft, weer aan anderen door te geven. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 24
Laten wij steeds onze blik op Maria richten, zij is een ongeëvenaard voorbeeld. Alle woorden van het evangelie vinden een buitengewone weerklank in haar ziel. Maria is het contemplatieve ‘geheugen’ van de Kerk, die leeft met het verlangen om diepgaand verbonden te zijn met haar Bruidegom, om zo een steeds grotere uitwerking op onze samenleving te hebben. Wat is onze reactie op de grote problemen, het lijden van onschuldigen, het onrecht dat met schaamteloze arrogantie wordt gepleegd? In de volgzame school van Maria, onze moeder, leren de gelovigen om in de schijnbare ‘stilte van God’ het Woord te horen dat in de stilte weerklinkt voor onze verlossing.
Door de doop worden alle gelovigen geroepen tot heiligheid. In de dogmatische Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) benadrukt het Tweede Vaticaans Concilie dat de universele roeping tot heiligheid bestaat in de roeping van allen tot de vervolmaking van de naastenliefde.
Heiligheid en missie zijn onlosmakelijke aspecten van de roeping van iedere mens die gedoopt is. Het streven om heiliger te worden is nauw verbonden met het streven om de boodschap van de verlossing te verspreiden. In H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptoris Missio
Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht
(7 december 1990) schreef ik: “Iedere gelovige wordt geroepen tot de heiligheid en tot de zending.” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 90 Door de geheimen van de rozenkrans te overdenken wordt de gelovige aangemoedigd om Christus na te volgen en zijn leven te delen, zodat hij met Paulus kan zeggen: “Ikzelf leef niet meer, Christus leeft in mij” (Gal. 2, 20).
Als alle geheimen van de rozenkrans een belangrijke leerschool voor heiligheid en evangelisatie zijn, doen de geheimen van het licht bijzondere aspecten van onze evangelische ‘sequela’ uitkomen. De doop van Jezus in de Jordaan herinnert ons eraan dat de gedoopten uitverkoren zijn om “zijn kinderen te worden door Jezus Christus”. (Ef. 1, 5) Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22 Op de bruiloft te Kana vraagt Maria de dienaren om gehoorzaam te luisteren naar het Woord van de Heer: “Wat Hij u ook beveelt, doe het maar” (Joh. 2, 5). De verkondiging van het koninkrijk en de oproep tot bekering zijn voor iedereen een helder mandaat om de weg van de heiligheid te volgen. In de verheerlijking van Jezus ervaart de gedoopte mens de vreugde die hem wacht. Mediterend over de instelling van de eucharistie keert hij steeds opnieuw terug naar de bovenzaal, waar de goddelijke Meester zijn leerlingen zijn meest kostbare schat meegaf: zichzelf in het sacrament van het altaar.
In zekere zin zijn het de woorden van de heilige maagd in Kana die de Mariale achtergrond vormen van alle geheimen van het licht. De verkondiging van de nabijheid van het koninkrijk, de oproep tot bekering en barmhartigheid, de verheerlijking op de Tabor en de instelling van de eucharistie vinden een bijzondere weerklank in het hart van Maria. Maria houdt haar ogen op Christus gericht, koestert al zijn woorden en laat ons zien hoe wij ware leerlingen van haar Zoon worden.
Onder de waakzame blik van haar Moeder floreert de kerkelijke gemeenschap als een familie die opbloeit door de krachtige uitstorting van de Geest, en aanschouwt zij, terwijl zij de uitdaging van de nieuwe evangelisatie aanneemt, het genadevolle gelaat van Jezus in de broeders en zusters, met name in armen en noodlijdenden en in hen die ver van het geloof en het evangelie zijn. De Kerk is ook zeker niet bang om tegenover de wereld uit te roepen dat Christus “de weg, en de waarheid en het leven” is (Joh. 14, 6). Ze is niet bang om met vreugde te getuigen van het goede nieuws “dat als het hart en als gehele inhoud de persoon van Jezus Christus heeft, het vleesgeworden Woord, de enige Verlosser van de wereld”. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de allerheiligste Rozenkrans, Rosarium Virginis Mariae (16 okt 2002), 20
Er moet gewerkt worden aan een kundige en heilige evangelisatie. Het vuur van de apostelen mag niet verflauwen, zeker waar het gaat om de missie ad gentes. De rozenkrans is, als hij weer ten volle ontdekt en gewaardeerd wordt, een gewoon maar vruchtbaar pedagogisch en spiritueel instrument om Gods volk te vormen om actief te zijn in het enorme veld van het apostolische werk.
Ik zou u allen willen voorstellen dat u intensiever de rozenkrans gaat bidden, zowel persoonlijk als in de gemeenschap, om van de Heer de genade te ontvangen die de Kerk en de mensheid zo nodig hebben. Ik nodig iedereen uit om dit te doen: kinderen, volwassenen, jong en oud, gezinnen, parochies en religieuze gemeenschappen.
Onder de vele intenties wil ik die van de vrede niet vergeten. Oorlog en onrecht hebben hun oorsprong in het ‘verdeelde’ hart. “Ieder die zich voegt in het mysterie van Christus – en dit is duidelijk het doel van de rozenkrans – leert het geheim van de vrede kennen en maakt dit tot zijn levenswerk.” H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de allerheiligste Rozenkrans, Rosarium Virginis Mariae (16 okt 2002), 40 Als de rozenkrans gelijke tred houdt met het tempo van ons leven, kan het bij uitstek een instrument zijn om vrede te stichten in de harten van mensen, in gezinnen en onder volkeren. Met Maria kunnen wij alles van haar Zoon Jezus verkrijgen. Gesteund door Maria zullen wij niet aarzelen om ons met heel ons hart te wijden aan de verkondiging van het goede nieuws tot aan de uiteinden van de aarde.
Met deze gevoelens schenk ik u allen van harte mijn zegen.
Vanuit het Vaticaan, 12 januari 2003, de feestdag van de Doop van de Heer
Paus Johannes Paulus II