Joseph Kardinaal Ratzinger en msgr. Tarcisio Bertone s.d.b. - 29 juni 1998
De derde stelling van de H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Ad tuendam fidem
(18 mei 1998) luidt:
“Bovendien aanvaard ik met religieuze volgzaamheid van wil en verstand de leerstellingen die hetzij de Paus hetzij het Bisschoppencollege naar voren brengen wanneer zij hun authentiek leergezag uitoefenen, ook al hebben zij niet de bedoeling deze bij definitieve act af te kondigen.”
Tot deze paragraaf behoort elk onderricht over geloof en zeden, naar voren gebracht als waar of althans als zeker, hoewel niet door een plechtig oordeel gedefinieerd noch door het gewoon en universeel leergezag als gedefinieerd voorgehouden. Niettemin is dit onderricht een authentieke betekening van het gewoon leergezag van de Paus of van het Bisschoppencollege en eist daarom een religieuze volgzaamheid van wil en verstand. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 23 Het wordt namelijk voorgehouden om een dieper verstaan van de openbaring te verkrijgen, of om eraan te herinneren dat een bepaalde leer overeenstemt met de waarheid van het geloof, of tenslotte om waakzaamheid te vragen tegen opvattingen die afwijken van deze waarheden of tegen stellingen die gevaarlijk zijn en tot dwalingen leiden. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over de Kerkelijke Roeping van de Theoloog, Donum Veritatis (24 mei 1990), 23-24
Alles wat voorgehouden wordt in strijd met deze leerstukken moet als onwaar betiteld worden, of als het gaat om prudentie bij het geven van onderricht, als vermetel of gevaarlijk en derhalve “tuto doceri non potest”. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 752.1371 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 599.1436. § 2