
H. Paus Johannes XXIII - 29 juni 1959
AD PETRI CATHEDRAM Over waarheid, eenheid en vrede in de geest van liefde |
|||
► | DE WAARHEID |
De bron en de wortel van alle kwaad, dat individuen, volkeren en naties als het ware vergiftigt en dat verwarring zaait in de geesten van velen, is de onbekendheid met de waarheid; en niet alleen onbekendheid, maar soms ook verachting voor de waarheid en opzettelijke afkeer daarvoor. Dit heeft immers dwalingen van allerlei aard tot gevolg, die als besmettelijke ziekten diep doordringen in de geesten en aders van de menselijke samenleving en alles omverwerpen tot groot nadeel van het individu en de gehele mensheid.
God heeft ons echter een verstand gegeven dat de natuurlijke waarheid kan achterhalen. Als wij dat volgen, volgen wij God zelf die er de Schepper van is en die tevens de leider en wetgever is van ons leven; als wij evenwel, hetzij door domheid, hetzij door onverschilligheid of, erger nog, door kwade wil ons verstand niet wensen te gebruiken, keren wij ons daardoor af van het hoogste goed en van de juiste levenswetten.
Niettegenstaande het feit echter dat, zoals Wij zeiden, wij in staat zijn de natuurlijke waarheden met ons verstand te achterhalen, wordt deze kennis - vooral op het gebied van godsdienst en moraal - niet zonder moeite door iedereen verkregen, en dikwijls nog verward met dwalingen; bovendien kunnen wij op geen enkele wijze de waarheden die het natuurlijk bevattingsvermogen van het verstand te boven gaan achterhalen, tenzij wij van Godswege worden verlicht en geholpen. Daarom is het Woord Gods, dat "het ontoegankelijk licht bewoont" (1 Tim. 6, 16) uit een onmetelijke liefde voor en uit medelijden met het menselijk geslacht, "vlees geworden en heeft onder ons gewoond" (Joh. 1, 14) om "iedere mens die in deze wereld komt te verlichten" (Joh. 1, 9) en om allen niet alleen tot de volle en volmaakte waarheid te brengen, maar ook tot deugd en eeuwige zaligheid. Allen zijn daarom verplicht de leer van het Evangelie te aanvaarden; als men deze afwijst, komen de grondslagen van waarheid, rechtschapenheid en beschaving in gevaar.
Het is duidelijk dat het hier een zeer ernstige kwestie betreft, waarmede ons eeuwig heil ten nauwste samenhangt. Er zijn er die, zoals de Apostel der heidenen zegt, "altijd blijven streven naar kennis, maar nooit tot de kennis der waarheid geraken" (2 Tim. 3, 7) en beweren dat het menselijk verstand niet tot een zekere en vaststaande waarheid kan komen en eveneens de geopenbaarde waarheden Gods, die onontbeerlijk zijn voor het eeuwig heil, afwijzen.
Zij zijn in hun ongelukkige dwaling ongetwijfeld ver verwijderd van de leer van Christus en de opvattingen van de Apostel der heidenen, die zei: " Laat ons allen komen tot de eenheid van het geloof en de kennis van de Zoon van God Wij zullen dan geen onmondige kinderen meer zijn die heen en weer worden geslingerd en opgenomen door elke windvlaag van lering, door het bedrog van de mensen, door sluwe verleiding tot dwaling. Maar laten wij de waarheid bewaren in liefde en zo in ieder opzicht opgroeien voor Hem, voor Christus die het Hoofd is. Door Hem wordt het gehele lichaam samengevoegd en samengehouden, omdat elk gewricht zijn taak vervult met de kracht, die ieder lid in het bijzonder is toegemeten; en zo voltrekt zich de groei van het lichaam tot eigen opbouw in liefde" (Ef. 4, 13-16).
Zij die op vermetele en opzettelijke wijze de erkende waarheid bestrijden, en zich in woord, geschrift en optreden van de wapens der leugen bedienen om de ongeletterde massa aan te trekken en hun gunst te verwerven, om de onervaren en ontvankelijke geest van de jeugd te beïnvloeden en naar hun denkwijze te vormen, maken ongetwijfeld misbruik van de onwetendheid en onschuld van anderen en begaan een afkeurenswaardige daad.
Wij moeten daarom hen die in boeken, tijdschriften en kranten, waarvan heden ten dage een zo grote overvloed bestaat, zulk een enorme invloed uitoefenen op de lering en opleiding van hun medeburgers, vooral de jongeren, en op de menings- en zedenvorming, op het hart drukken om zorgvuldig, voorzichtig en verstandig te werk te gaan bij het uiteenzetten van de waarheid. Zij hebben de zware plicht geen leugens, dwalingen en gemeenheden te verspreiden, maar alleen de waarheid, en vooral datgene dat leidt, niet tot ondeugd, maar tot het goede en het deugdzame.
Met diepe droefheid zien Wij gebeuren wat reeds Onze Voorganger, onsterfelijker gedachtenis, Paus Leo XIII, zozeer betreurde, namelijk dat "de leugen zich op brutale wijze verspreidt door middel van lijvige boekdelen en kleine geschriften, fladderende krantenpagina's en verleidelijke theaterstukken" Paus Leo XIII, Brief, Saepenumero considerantes (18 aug 1883). A.L., vol. III, 1883, p. 262; Wij zien "dat boeken en kranten gedrukt worden om de deugd bespottelijk te maken en de ondeugd te verheffen." Paus Leo XIII, Encycliek, Naar aanleiding van het jubeljaar bij zijn 50e verjaardag van de priesterwijding, Exeunte iam anno (25 dec 1888). A.L., vol. III, 1888, p.396
In onze tijd heeft men daarbij rekening te houden, zoals gij zeer wel weet, Eerbiedwaardige Broeders en geliefde kinderen, met de radio, de film en de televisie-uitzendingen, welke laatste zo gemakkelijk thuis te volgen zijn. Al kan van al deze middelen heel goed een uitnodiging en aansporing uitgaan tot het goede en rechtschapene en tot de beoefening der christelijke deugden, toch vormen zij niet zelden, helaas, een prikkel tot zedeloosheid, verdorvenheid, bedrieglijke dwalingen en verraderlijke ondeugden, vooral voor de jeugd.
Deze schadelijke publicatiemiddelen moeten daarom tegemoet worden getreden met de wapens van waarheid en rechtschapenheid ten einde de invloed van dit grote kwaad, dat dagelijks grotere vormen aanneemt, met de nodige zorg en ijver binnen de perken te houden.
Tegenover de kwade en leugenachtige pers moet daarom een goede en waarachtige pers staan; tegenover radio-uitzendingen, filmvoorstellingen en televisieprogramma's die dwalingen of de aantrekkelijkheden der ondeugd propageren, moeten andere staan die de waarheid verdedigen en de bedoeling hebben gezonde zeden te handhaven; op deze wijze kunnen deze nieuwe uitvindingen, die zulk een verderfelijke invloed kunnen hebben, gebruikt worden tot heil en voordeel van de mensheid, terwijl zij een gezond vermaak verschaffen, en zo zal de medicijn uit dezelfde bron komen waaruit zo vaak het gif stroomt.
Bovendien zijn er degenen, die, alhoewel zij niet opzettelijk de waarheid bestrijden, er toch uitermate zorgeloos en onverschillig tegenover staan, alsof God ons niet het verstand heeft geschonken om de waarheid te zoeken en te vinden. Deze verderfelijke houding leidt haast vanzelf tot de absurde bewering dat alle godsdiensten gelijk zijn, waarbij dan geen onderscheid gemaakt wordt tussen de waarheid en de dwaling: "Dit beginsel nu - om de woorden van Onze reeds genoemde Voorganger te gebruiken - voert tot de ondergang van alle godsdiensten, maar voornamelijk van de katholieke godsdienst, die, daar zij de enig ware is, daarom niet, zonder dat haar groot onrecht wordt aangedaan, op een lijn met de andere gesteld kan worden." Paus Leo XIII, Encycliek, Over de vrijmetselarij, Humanum Genus (20 apr 1884), 21 De bewering dat er geen verschil bestaat tussen tegenstrijdige opvattingen leidt bovendien noodzakelijk tot het noodlottige gevolg dat geen enkele godsdienst meer wordt aanvaard, noch in theorie noch in praktijk.
Hoe zou God, die de Waarheid zelf is, de onachtzaamheid, nalatigheid en onverschilligheid van hen kunnen goedkeuren of toelaten die, wanneer het zaken betreft waarvan het eeuwig heil van ons allen afhangt, zich niet de minste moeite geven om de noodzakelijke waarheden te zoeken en te vinden en om aan God de eerbewijzen te brengen die aan Hem alleen toekomen?
Als heden ten dage zoveel werk en zorg wordt besteed aan een betere kennis en grotere ontwikkeling van de menselijke wetenschap, zodat onze tijd, met alle recht, trots kan gaan op de bewonderenswaardige vooruitgang die op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek werd bereikt, waarom zouden wij dan niet eenzelfde, zo niet grotere ijver, bekwaamheid en vernuft aan de dag leggen om in het zekere en veilige bezit te komen van die wetenschap die niet dit aardse en vergankelijke leven, maar het hemelse leven betreft, dat geen einde zal hebben? Alleen wanneer wij de waarheid bereiken, die haar bron vindt in het Evangelie en die in de praktijk van het leven tot uitdrukking moet komen, alleen dan zal ons hart rust vinden in vrede en vreugde; en deze vreugde overtreft in eindeloze mate de voldoening die kan voortkomen uit het menselijk, wetenschappelijk onderzoek en uit die wonderbaarlijke uitvindingen waarvan wij op het ogenblik gebruik maken en die elke dag hemelhoog worden verheerlijkt.