Dat nu geldt ten volle en op volmaakte wijze van de priester in de nieuwe wet. Zijn voornaamste macht en bediening is, het enige en hoogste offer van de eeuwige hogepriester, Christus de Heer, op te dragen, dat nl. de goddelijke Verlosser op bloedige wijze op het kruis opdroeg, op onbloedige wijze bij het Laatste Avondmaal anticipeerde en voortdurend wilde doen hernieuwen, toen Hij Zijn apostelen beval: "Doet dit tot Mijn gedachtenis." (
Lc. 22, 19) Zijn apostelen dus en niet alle gelovigen heeft Christus zelf tot priesters gewijd en aangesteld en aan hen gaf Hij de macht om te offeren. Over die verheven taak en bediening om te offeren in het Nieuwe Testament leerde het concilie van Trente: "In dit goddelijk offer, dat in de Mis wordt voltrokken, is dezelfde Christus, die zichzelf op het kruisaltaar eens bloedig opdroeg, vervat en wordt nu onbloedig geofferd. Het is immers een en hetzelfde offer, een en dezelfde Offeraar, die nu door de bediening van de priester offert en toen Zichzelf op het kruis opdroeg, alleen de wijze van offeren is verschillend."
Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 2 De celebrerende priester, die de persoon van Christus vertegenwoordigt, offert dus en hij ook alleen, niet het volk, niet de dienaren, zelfs niet de priesters, die eerbiedig en godvruchtig de bedienaar van het heilig offer ter zijde staan, ofschoon deze allen in zekere mate actief deel kunnen en zullen hebben aan het offer. "Omdat echter de gelovigen deelnemen aan het eucharistisch offer, daarom bezitten zij nog niet", zo hebben wij in onze encycliek
Paus Pius XII - Encycliek
Mediator Dei et hominum
Over de Heilige Liturgie
(20 november 1947) over de heilige liturgie verklaard, "de priesterlijke macht."
Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 81