MUSICAM SACRAMOver de muziek in de Heilige Liturgie
(Soort document: Congregatie voor de Riten)
Jacobus Kard. Lercaro -
5 maart 1967
De gezongen viering van het goddelijk Officie is de vorm, die het meest overeenstemt met de aard van dit gebed. Ze geeft daaraan een meer plechtig karakter en is een teken van een diepere innerlijke verbondenheid van de biddenden in het lofprijzen van God. Daarom wordt deze vorm, volgens de wens van de Constitutie over de heilige Liturgie
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 99, dringend aanbevolen aan hen, die het goddelijk Officie vieren in het koor of gemeenschappelijk. Het verdient aanbeveling, dat zij althans een of ander gedeelte van het goddelijk Officie zingen, vooral de voornaamste Uren, nl. de Lauden en de Vespers, minstens op zon- en feestdagen.
Met handhaving van het bestaande recht voor hen, die tot het koor zijn gehouden, en met eerbiediging van particuliere indulten, kan men bij de gezongen viering van het goddelijk Officie het beginsel volgen van een grotere accentuering van het plechtig karakter; men zingt nl. die gedeelten, die krachtens hun aard meer onmiddellijk bestemd zijn om gezongen te worden, zoals de dialogen, de hymnen, de verzen, de cantica, terwijl men het overige reciteert.
Men zal de gelovigen uitnodigen en hun een passende catechetische begeleiding geven om op zon- en feestdagen enkele gedeelten van het goddelijk Officie gemeenschappelijk te vieren, vooral de Vespers of ook andere Uren, volgens de plaatselijke gewoonten en het gebruik van de verschillende gemeenschappen. In het algemeen zal men de gelovigen, in het bijzonder de meer ontwikkelden, door een goed onderricht ertoe trachten te brengen, zich bij hun gebed te bedienen
van de psalmen en deze in christelijke zin te verstaan, zodat zij geleidelijk worden ingewijd in het publieke gebed van de Kerk, om dit beter te leren smaken en gebruiken.
© 1967, Ecclesia Docens 0799, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum