Jacobus Kard. Lercaro - 5 maart 1967
De gelovigen vervullen hun liturgische functie door die volledige, bewuste en actieve deelname, die door de aard van de liturgie zelf wordt vereist en waartoe het christenvolk krachtens het doopsel het recht en de plicht heeft. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 14 Deze deelname:
Men moet de gelovigen ook leren om, luisterend naar wat de liturgische functionarissen of het koor zingen, zich daarmee innerlijk te verenigen en zo hun geest tot God te verheffen.