Gaetano Kard. Cicognani - 3 september 1958
Met ijver moet men er voor zorgen, dat de gelovigen "niet als buitenstaanders of stomme toeschouwers" Paus Pius XI, Apostolische Constitutie, Over het gestadig meer bevorderen van de liturgie, de gregoriaanse zang en de gewijde muziek, Divini Cultus Sanctitatem (20 dec 1928), 17 ook bij de gelezen Mis tegenwoordig zijn, maar die deelname opbrengen, die door zo groot geheim wordt geëist en die overvloedige vruchten afwerpt.
De eerste manier waarop de gelovigen aan de gelezen Mis kunnen deelnemen, heeft men wanneer de afzonderlijke personen uit eigen beweging een deelname opbrengen, hetzij een innerlijke, nl. een vrome aandacht voor de voornaamste delen van de Mis, hetzij een uiterlijke, naargelang de voor verschillende streken goedgekeurde gewoontes.
Zij vooral zijn op dit punt te prijzen die met in hun hand een missaal, aan het eigen bevattingsvermogen aangepast, tezamen met de priester dezelfde woorden van de Kerk meebidden. Omdat echter niet allen evenzeer in staat zijn tot een juist begrip van de liturgische riten en formules en omdat vervolgens de geestelijke behoeften niet bij allen dezelfde zijn, en niet bij ieder steeds dezelfde blijven, bestaat voor hen een andere, betere of meer eenvoudige, manier van deelname, nl. "door de mysteriën van Jezus Christus godvruchtig te overwegen of door het verrichten van andere godvruchtige oefeningen en van andere gebeden die, hoewel in vorm van de heilige riten verschillend, er toch door haar natuur bij passen" Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 104-105. Bovendien moet worden opgemerkt, dat indien ergens de gewoonte bestaat om onder de gelezen Mis het orgel te laten spelen, zonder dat de gelovigen door gemeenschappelijke gebeden ofwel door gezang aan de Mis deelnemen, het gebruik moet worden afgekeurd om orgel, harmonium of een ander muziekinstrument als het ware zonder onderbreking te laten klinken. Deze instrumenten moeten dus zwijgen:
De tweede manier van deelname heeft men, wanneer de gelovigen aan het eucharistisch Offer deelnemen door gemeenschappelijke gebeden en gezangen te verrichten.
Men moet er voor zorgen, dat zowel gebeden als gezangen aan de afzonderlijke delen van de Mis goed zijn aangepast, behoudens echter het voorschrift van n. 14 c.
De derde ten slotte, en volmaaktste manier heeft men, wanneer de gelovigen de celebrant liturgisch antwoorden, door als het ware met hem "een dialoog te houden" en door de hun eigen delen met duidelijke stem te zeggen.
In deze volmaaktste manier van deelname kunnen vier graden worden onderscheiden:
In gelezen Missen kan het gehele Pater noster, omdat het een geschikt en eerbiedwaardig gebed bij de Communie is, door de gelovigen tezamen met de celebrant worden gereciteerd, maar alleen in het latijn en met toevoeging door allen van Amen, met uitsluiting van ieder reciteren in de volkstaal.
In gelezen Missen kunnen religieuze volksliederen door de gelovigen worden gezongen, met behoud echter van de wet dat zij moeten passen bij de afzonderlijke delen van de Mis vgl. n. 14 b).
Vooral als de kerkruimte groot is en er veel mensen zijn, moet de celebrant alles wat hij volgens de rubrieken met duidelijke stem moet uitspreken, zo luidop zeggen, dat alle gelovigen de heilige handeling gemakkelijk en goed kunnen volgen.