
Gaetano Kard. Cicognani - 3 september 1958
INSTRUCTIO DE MUSICA SACRA ET SACRA LITURGIA Over gewijde muziek en de heilige Liturgie |
|||
► | Algemene normen |
Deze Instructie is van kracht voor alle riten van de Latijnse Kerk; derhalve geldt wat wordt gezegd over de gregoriaanse zang, ook voor een eventuele eigen liturgische zang van andere Latijnse riten. Verder wordt onder "gewijde muziek" in deze Instructie soms verstaan "zang èn instrumentele muziek", soms "instrumentele muziek" alleen, zoals gemakkelijk uit de samenhang kan worden opgemaakt.
Ten slotte wordt onder "kerk" gewoonlijk verstaan iedere "gewijde plaats", d.w.z.: kerk in strikte zin, openbare kapel, halfopenbare kapel en privé kapel Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1154.1161.1188, tenzij uit de samenhang blijkt, dat alleen kerken in strikte zin worden bedoeld.
Het is niet geoorloofd om liturgische handelingen en oefeningen van godsvrucht door elkaar te verrichten; maar indien het geval zich voordoet, moeten de oefeningen van godsvrucht ofwel aan de liturgische handelingen voorafgaan of er op volgen.
Bij gewijde processies, die in de liturgische boeken zijn beschreven, worde de taal gebruikt die deze boeken voorschrijven of toelaten; maar bij andere processies, die bij wijze van oefeningen van godsvrucht worden gehouden, kan de taal worden gebruikt die het beste past bij de deelnemende gelovigen.
Het gregoriaans is een gewijde zang, de eigen en voornaamste zang van de Romeinse Kerk; derhalve kan hij niet alleen bij alle liturgische handelingen worden gezongen, maar moet hij, onder gelijke omstandigheden, de voorkeur hebben boven andere soorten van gewijde muziek.
Hieruit volgt:
De gewijde polyfonie kan bij alle liturgische handelingen worden aangewend, echter op voorwaarde dat er een schola is die deze op kunstzinnige wijze kan uitvoeren. Deze soort gewijde muziek stemt het meest overeen met liturgische handelingen die met grotere luister moeten worden gevierd.
Ook de moderne gewijde muziek kan bij alle liturgische handelingen worden toegelaten, indien hij werkelijk beantwoordt aan de waardigheid, ernst en heiligheid van de Liturgie en indien er een schola is die deze op kunstzinnige wijze kan uitvoeren.
Religieuze volkszang kan bij oefeningen van godsvrucht vrij worden aangewend; bij liturgische handelingen echter worde strikt de hand gehouden aan wat boven, nn. 13-15, is bepaald.
Religieuze muziek echter worde bij alle liturgische handelingen absoluut geweerd; bij oefeningen van godsvrucht kan hij daarentegen worden toegelaten; wat betreft concerten in gewijde plaatsen, houde men zich aan de normen die onder, nn. 54 en 55, worden gegeven.
Alles wat volgens de regels van de liturgische boeken hetzij door de priester en zijn assistenten, hetzij door de schola en het volk gezongen moet worden, behoort integraal tot de heilige liturgie zelf. Vandaar: