De plaatselijke Ordinarissen moeten, vooral met behulp van de diocesane Commissie voor gewijde muziek, nauwlettend toezien, dat deze voorschriften over het gebruik van instrumenten in de heilige liturgie werkelijk worden onderhouden; en niet nalaten, zo nodig bijzondere normen ter zake te geven, die aan de omstandigheden en beproefde gewoonten zijn aangepast.