
Gaetano Kard. Cicognani - 3 september 1958
De religieuze volkszang moet ten zeerste worden aanbevolen en bevorderd; met behulp daarvan immers wordt het christelijk leven van een religieuze geest vervuld en de geesten van de gelovigen tot hogere dingen verheven. Deze religieuze volkszang nu heeft een eigen plaats bij alle, hetzij openbare hetzij familiale, feesten van het christelijk leven, of ook onder de langdurige zorgen van het dagelijks leven; een edeler plaats echter bekleedt hij bij alle oefeningen van godsvrucht, hetzij in hetzij buiten de kerk te verrichten; soms ten slotte wordt hij bij liturgische handelingen toegelaten, volgens de boven nn. 13-15 verstrekte normen.