Jacobus Kard. Lercaro - 25 mei 1967
De godsvrucht, die de gelovigen ertoe brengt om het heilig Sacrament te bezoeken, is dus voor hen een aansporing om ten volle deel te nemen aan het paasmysterie en in dankbaarheid te beantwoorden aan de gave van Hem, die door zijn mensheid het goddelijk leven voortdurend uitstort in de ledematen van zijn Lichaam. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5 Bij Christus de Heer verblijvend, genieten zij een vertrouwelijke omgang met Hem; zij openbaren Hem hun diepste verlangens voor zichzelf en voor allen, die hun dierbaar zijn, en bidden voor de vrede en het heil van de wereld. Samen met Christus bieden zij heel hun leven aan de Vader aan in de Heilige Geest en ontvangen zij als wonderbare wedergave een vermeerdering van geloof, hoop en liefde. Zo versterken zij die goede gesteltenis, waarin zij met de vereiste godsvrucht de gedachtenis van de Heer kunnen vieren en dit brood, ons door de Vader geschonken, dikwijls kunnen ontvangen.
Laten de gelovigen er daarom naar streven om volgens hun eigen levensomstandigheden Christus de Heer in het Sacrament te vereren. De zielzorgers moeten hen hierin voorgaan door hun voorbeeld en aansporen door hun woord. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 18