Jacobus Kard. Lercaro - 25 mei 1967
In onze tijd heeft het Tweede Vaticaans Concilie verschillende belangrijke aspecten van dit mysterie naar voren gebracht.
In de Constitutie over de liturgie heeft het gewezen op enkele punten in verband met de aard en de betekenis van de Eucharistie Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 2.41.47 en richtlijnen vastgesteld voor de herziening van de riten van het misoffer om bij de viering van dit geheim de actieve en algehele deelname van de gelovigen te bevorderen; Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 48-54.56 bovendien heeft het de mogelijkheid van de concelebratie en van de communie onder beide gedaanten uitgebreid. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 55.57
In de Constitutie over de Kerk heeft het Concilie uiteengezet, welk een nauw verband er bestaat tussen de Eucharistie en het mysterie van de Kerk. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 3.7.11.26.28.50 In andere documenten tenslotte heeft het herhaaldelijk benadrukt, hoe belangrijk het eucharistisch mysterie is voor het leven van de gelovigen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 2.15 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 15.30 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2.5-8.13-14.18 en hoe het de zin van de menselijke arbeid en van heel de geschapen natuur kan verhelderen; in de Eucharistie immers “worden elementen van de natuur, door de mens gecultiveerd, veranderd in het glorievolle Lichaam en Bloed”. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 38
Voor al deze uitspraken van het Concilie had reeds paus Pius XII de weg gebaand, vooral door zijn encycliek Paus Pius XII - Encycliek
Mediator Dei et hominum
Over de Heilige Liturgie
(20 november 1947) Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de Kardinalen, prelaten en priesters, die hebben deelgenomen aan het Internationaal Congres voor pastorale liturgie te Assisi, Vous nous avons demandé (22 sept 1956) En paus Paulus VI heeft in zijn encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Mysterium Fidei
Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie
(3 september 1965) opnieuw de aandacht gevestigd op de betekenis van enkele onderdelen van de leer over de Eucharistie, vooral de leer omtrent de werkelijke tegenwoordigheid van Christus, en omtrent de verering, die men ook buiten de Mis aan dit sacrament is verschuldigd.
Derhalve moet men op basis van heel de leer van deze documenten praktische richtlijnen opstellen, die het christenvolk duidelijk maken, hoe het zich heeft te gedragen tegenover dit geheim, wil het komen tot het inzicht en de heiligheid, die het Concilie de Kerk op het hart heeft gedrukt.
Want het is van belang, dat de gelovigen het mysterie van de Eucharistie, volledig beschouwd in al zijn aspecten, met de nodige duidelijkheid leren kennen en dat de betrekkingen, die volgens de leer van de Kerk objectief bestaan tussen de aspecten van dit mysterie, ook in het leven en het denken van de gelovigen tot hun recht komen.
Onder de leerstellige beginselen, die men in de genoemde kerkelijke documenten aantreft aangaande de Eucharistie, verdienen de volgende de aandacht, omdat het beginselen zijn, die betrekking hebben op de houding van het christenvolk ten opzichte van dit geheim en bijgevolg rechtstreeks verband houden met het doel van deze Instructie.
“De Zoon Gods heeft in de menselijke natuur, die Hij had aangenomen, door Zijn dood en verrijzenis de dood overwonnen en zo de mens verlost en omgevormd tot een nieuw schepsel. Vgl. Gal. 6, 15 Vgl. 2 Kor. 5, 17 Want door de mededeling van Zijn Geest heeft Hij zijn broeders uit alle volken bijeengeroepen en hen op mystieke wijze tot Zijn lichaam gemaakt. In dit lichaam stroomt het leven van Christus uit naar de gelovigen, die door de sacramenten op mystieke en reële wijze worden verenigd met de gestorven en verrezen Christus.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7
Daarom „heeft onze Verlosser bij het laatste avondmaal, in de nacht, waarin Hij werd verraden, het eucharistisch Offer van Zijn Lichaam en Bloed ingesteld, om hierdoor het kruisoffer door de eeuwen heen voort te zetten tot aan Zijn komst en zó aan Zijn geliefde Bruid, de Kerk, het gedachtenisteken van Zijn dood en verrijzenis toe te vertrouwen: het sacrament van goedheid, het teken van eenheid, de band van liefde, het paasmaal, waarin Christus wordt genuttigd, waarin de ziel met genade wordt vervuld en ons een onderpand wordt geschonken van de toekomstige heerlijkheid.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 47
Vandaar is de Mis, de Maaltijd des Heren, tegelijk en onafscheidelijk:
In de Mis maken dus het offer en de heilige maaltijd zó zeer deel uit van hetzelfde mysterie, dat ze allernauwst met elkaar zijn verbonden.
Want de Heer offert zich in het offer van de Mis op het ogenblik, waarop „Hij sacramenteel aanwezig komt onder de gedaanten van brood en wijn als geestelijk voedsel van de gelovigen”. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 34 En Christus heeft dit offer aan de Kerk toevertrouwd met de bedoeling, dat de gelovigen er deel aan zouden hebben zowel geestelijk, door het geloof en de liefde, als sacramenteel, door de maaltijd van de H. Communie. De deelname nu aan de maaltijd des Heren is altijd een gemeenschap met Christus, die zich voor ons als offer aan de Vader aanbiedt. Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 79-86
De eucharistische viering, die in de Mis plaats heeft, is een handeling niet alleen van Christus, maar ook van de Kerk. Want hierin biedt Christus, die door de eeuwen heen op onbloedige wijze het Kruisoffer voortzet Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 47, zichzelf door de bediening van de priesters aan de Vader aan tot heil van de wereld. Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 2 De Kerk echter, Christus’ bruid en dienares, die samen met Hem als priester en offer optreedt, biedt Hem aan de Vader aan en beidt tevens zichzelf geheel aan met Hem. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 47-48 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2.5 Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 43 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 32
Op deze wijze brengt de Kerk, vooral in het grote eucharistische gebed, samen met Christus dank aan de Vader in de Heilige Geest voor alle weldaden, die Hij in de schepping en bij uitstek in het paasmysterie aan de mensen schenkt, en smeekt zij Hem om de komst van Zijn koninkrijk.
Daarom is de Mis, evenmin als enige andere liturgische handeling, nooit een louter privéhandeling, maar een viering van de Kerk als een gemeenschap, die geordend is volgens verschillende rangen en functies en waarin iedereen optreedt volgens zijn eigen rang en functie. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 26-28.44
De viering van de Eucharistie in het Misoffer is werkelijk de oorsprong en het doel van de eredienst die buiten de Mis aan de Eucharistie wordt gebracht. Want niet alleen komen de heilige gedaanten, die na de Mis blijven, hieruit voort, maar bovendien is het voornaamste doel, waarom ze na de Mis worden bewaard, dit, dat de gelovigen, die niet in de gelegenheid zijn de Mis bij te wonen, zich door de Sacramentele Communie, in de juiste gesteltenis ontvangen, kunnen verenigen met Christus en Zijn Offer, dat in de Mis wordt gevierd. Alinea 49
Daarom is dit eucharistisch offer de bron en het hoogtepunt van heel de eredienst van de Kerk en van heel het christelijk leven. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 41 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2.5.6 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 15 De gelovigen nemen vollediger deel aan dit offer van dankzegging, van verzoening, van smeekbede en van lof, wanneer zij niet alleen het heilig Offerlam en daarmee zichzelf van ganser harte samen met de priester, aan de Vader aanbieden, maar ook dit Offerlam in het sacrament ontvangen.
Niemand mag eraan twijfelen, „dat alle gelovigen, overeenkomstig het in de katholieke Kerk altijd aanvaarde gebruik, bij de verering van dit heilig Sacrament hieraan de eredienst van aanbidding schenken, die aan de ware God verschuldigd is. Want men mene niet, dat het minder recht zou hebben op aanbidding omdat het door Christus de Heer ter nuttiging is ingesteld. Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 9-10 Immers, ook in het Sacrament dat bewaard wordt, heeft Hij recht op aanbidding, Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 55-62 Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 127-128 omdat Hij daar substantieel tegenwoordig is door de verandering van brood en wijn, die, volgens het Concilie van Trente Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 8.18, met een geëigende term transsubstantiatie wordt genoemd.
Het eucharistisch mysterie moet dus in zijn gehele omvang worden gezien, zowel in de viering van de Mis als in de verering van de heilige gedaanten, die na de Mis worden bewaard om de genade van het Offer verder uit te strekken. Zie de genoemde documenten in zover ze alle spreken over het Misoffer; over beide aspecten van het Mysterie handelen de volgende documenten Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5.18 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 34 Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 65-135 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de Kardinalen, prelaten en priesters, die hebben deelgenomen aan het Internationaal Congres voor pastorale liturgie te Assisi, Vous nous avons demandé (22 sept 1956), 12-33
In deze beginselen kan men de richtlijnen vinden voor de praktische regeling van de eredienst, die aan dit Sacrament ook na de Mis is verschuldigd, en voor het samengaan ervan met de juiste regeling van het Misoffer, in de geest van de voorschriften van het Tweede Vaticaans Concilie en van andere documenten van de apostolische Stoel aangaande dit onderwerp. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 56-66 Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 65-135 Vgl. Congregatie voor de Riten, Over gewijde muziek en de heilige Liturgie, Instructio de musica sacra et sacra liturgia (3 sept 1958) Vgl. Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie, Inter Oecumenici (26 sept 1964)
De opzet van deze richtlijnen moet vooral zijn, dat men niet alleen aandacht heeft voor de meer algemene beginselen, die in de catechese over de Eucharistie aan het volk moeten worden bijgebracht, maar ook dat de tekenen meer begrijpelijk worden, waaronder de Eucharistie als de gedachtenis van de Heer wordt gevierd en als een blijvend sacrament in de Kerk wordt vereerd.
Want ofschoon dit mysterie dit verhevene en unieke heeft, dat de bewerker van de heiligheid daarin zelf tegenwoordig is, toch heeft het met de andere sacramenten gemeen, dat het een symbool is van een heilige werkelijkheid en de zichtbare gestalte van de onzichtbare genade. Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 5-7 Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III q. 60, a. 1 Daarom zal het des te zekerder en des te doeltreffender de geest en het leven van de gelovigen doordringen, naarmate de tekenen, waaronder het wordt gevierd en vereerd, duidelijker zijn en beter uitkomen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 33.59