Jacobus Kard. Lercaro - 25 mei 1967
Gedurende de tijd, dat het allerheiligste Sacrament is uitgesteld, mag er geen Mis gevierd worden in dezelfde ruimte van de kerk, en alle hiermee strijdige verloven of gewoonten, die tot nu toe bestonden, zijn bij deze afgeschaft, ook wanneer zij een bijzondere vermelding verdienen.
Want, afgezien van de redenen in nr. 55 van deze Instructie genoemd, sluit juist de viering van het eucharistisch mysterie op volmaaktere wijze die innerlijke verbondenheid in, waartoe de uitstelling de gelovigen wil brengen, en daarom heeft ze dit hulpmiddel niet nodig.
Duurt de uitstelling van het heilig Sacrament een hele dag of meerdere dagen achter elkaar, dan moet ze worden onderbroken tijdens de viering van de Mis, als tenminste de Mis niet wordt gevierd in een kapel, die gescheiden is van de ruimte, waar de uitstelling wordt gehouden en op voorwaarde, dat minstens enkele gelovigen de aanbidding voortzetten.
Zou echter het afbreken van een oude tegenovergestelde gewoonte opzien baren bij de gelovigen, dan zal de plaatselijke ordinaris een passende, maar niet al te lange overgangstijd vaststellen om de gelovigen juist te informeren, voordat men deze richtlijn gaat uitvoeren.