Paus Benedictus XVI - 28 november 2006
Direct na de aankomst in Turkije werd ik vriendelijk ontvangen door de president van de republiek en vertegenwoordigers van de regering. Het was voor ook een grote vreugde de mogelijkheid te hebben de premier Erdogan te ontmoeten en te spreken op het vliegveld. In mijn begroeting heb ik mijn diep respect voor alle mensen van die grote land tot uitdrukking gebracht en mijn respect getoond aan het graf van de stichter van het moderne Turkije, Mystafa Kemal Atatürk.
Uw land is voor de christenen zeer dierbaar: veel van de vroegere christelijke gemeentes zijn hier gesticht, groeiden en bloeiden, geïnsoireerd door de prediking van de Apostelen, in het bijzonder van de H. Paulus en de H. Johannes.
Volgens de overgeleverde traditie heeft Maria, de moeder van Jezus, in Efese geleefd in het huis van de Apostel St. Johannes. Dit prachtige land heeft ook een opmerkelijke bloei van de islamitische beschaving gekend op tal van gebieden, inclusief zijn literatuur en kunst, zowel als in haar instituties.
Er zijn zoveel christelijke en islamitische monumenten die getuigen van het belangrijke verleden van Turkije. U bent met recht trots op de steeds grote getale aan bezoekers, die hiernaar toe komen.
Ook ik wil graag de kwaliteiten van de Turkse bevolking benadrukken. Graag maak ik de woorden mij eigen die mijn directe voorganger Paus Johannes Paulus II bij gelegenheid van zijn pastorale bezoek heeft gesproken: "Ik vraag mij af, of het niet noodzakelijk is, dat vooral nu, wanneer christenen en moslims een nieuwe periode van de geschiedenis ingaan, de spirituele banden, die ons verenigen, erkend en ontwikkeld worden, zodat gezamenlijk ten gunste van alle mensen 'vrede, vrijheid, sociale gerechtigheid en morele waarden' geschapen en verspreid worden." H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de Katholieke gemeenschap in Ankara (28 nov 1979).
Deze vragen zijn in de loop van de tijd telkens gesteld. Zoals ik aan het begin van mijn pontificaat heb gezegd, dringen deze vragen ertoe onze dialoog als een serieuze uitwisseling tussen vrienden voort te zetten.
Vorig jaar heb ik in het kader van de Wereldjongerendagen te Keulen de vreugde gehad vertegenwoordigers van de islamitische gemeenschap te ontmoeten. Ik heb toen eraan herinnerd dat het noodzakelijk is de interreligieuze en interculturele dialoog met optimisme en hoop te voeren. Het kan niet beperkt worden tot een mogelijk extra, integendeel: Het is een "wezenlijke noodzaak waarvan onze toekomst grotendeels afhangt." Paus Benedictus XVI, Toespraak, Ontmoeting met vertegenwoordigers van enkele moslimgemeenschappen (20 aug 2005)
Christenen en moslims, die ieder hun religie volgen, verwijzen naar de waarheid van het heilige karakter en van de waardigheid van de mens. Dit is de basis voor wederzijds respect en achting, dit is de basis voor de samenwerking in de dienst van de vrede onder de volken en de naties, waar alle gelovigen en alle mensen van de goede wil naar uitzien.
Al meer dan 40 jaar heeft de leer van het Tweede Vaticaans Concilie het nader tot elkaar komen van de Heilige Stoel en de plaatselijke kerken met de volgelingen van andere religies geïnspireerd en geleid.
Deze menselijke en spirtuele eenheid in onze wortels en in onze bestemming voert ons verder een gemeenschappelijke weg te zoeken in het streven naar de fundamentele waarden, die voor mensen van onze tijd zo karakteristiek zijn.
Als religieuze mannen en vrouwen worden wij uitgedaagd door de wijdverbreide zoektocht naar gerechtigheid, ontwikkeling, solidariteit, vrijheid, veiligheid, vrede, verdediging van het leven, bescherming van het milieu en de bronnen van de aarde.
Daarom ook kunnen wij de legitieme autonomie van de aardse aangelegenheden respecteren en gelijktijdig een bijzondere bijdrage leveren in dit zoeken naar gepaste oplossingen voor deze prangende vragen. Vooral kunnen we een geloofwaardig antwoord geven op de vragen die de huidige maatschappij duidelijk stelt, zelfs wanneer ze vaak terzijde geschoven wordt, namelijk de vraag naar zin en de betekenis van het leven, zowel voor het individu als voor de mensheid in het algemeen. We zijn ertoe geroepen samen te werken, opdat wij de maatschappij voor zichzelf helpen, zich voor het transcendente te openen en de almachtige God de Hem toekomende plaats te geven.
Als illustratie voor het broederlijke respect, waaronder de christenen en moslims samen kunnen werken, wil ik graag enkele woorden citeren die Paus Gregorius VI in het jaar 1076 aan een islamitische prins in Afrika richtte, onder wiens wetgeving de christenen grootmoedig behandeld waren. Paus Gregorius spreekt over de bijzonder naastenliefde, die christenen en moslims elkaar verschuldigd zijn, "omdat wij in één God geloven, weliswaar op verschillende wijze, en omdat wij Hem loven en Hem dagelijks als schepper en heerser van de wereld vereren."
De vrijheid van religie, die zowel voor het individu als voor de gemeenschap staatkundig garanderen en daadwerkelijk gerespecteerd wordt, is voor alle gelovigen die noodzakelijke voorwaarde, zodat ze hun loyale bijdrage voor de opbouw van de samenleving kunnen leveren in een houding van dienstbaarheid, vooral tegenover de zwaksten en de armsten.
Mijnheer president, ik wil ermee eindigen, dat ik de almachtige en barmhartige God wil danken voor deze mooie gelegenheid, die ons in zijn naam bij elkaar heeft gebracht. Ik bid ervoor, dat het een teken voor onze wederzijdse verplichting tot dialoog tussen christenen en molsims zal worden, zowel als een aanmoediging deze met respect en vriendschap verder te gaan.
Mogen wij onze wederzijds steeds beter leren kennen en de banden van toeneiging tussen ons sterken in de gemeenschappelijke wens, met elkaar in harmonie, vrede en wederzijds vertrouwen te leven. Als gelovige ontvangen we uit het gebed de kracht, die we nodig hebben, om ieder aanleiding tot vooroordelen te overwinnen en met elkaar van onze krachtig geloven in God te getuigen. Moge Zijn zegen steeds op ons rusten!