H. Paus Johannes XXIII - 1 augustus 1959
Ziet op de eerste plaats naar het getuigenis van armoede van de nederige Pastoor van Ars, een waardige volgeling van de heilige Franciscus van Assisië, wiens trouwe leerling hij was in de Derde Orde cfr. Arch. Becret. Vat. t. 1. 227, p. 137. Rijk voor de anderen, maar zeer arm voor zichzelf, leefde hij in een totale onthechting aan de goederen van deze wereld, en zijn waarlijk vrije hart stelde hij wijd open voor de stoffelijke en geestelijke ellenden, die van alle zijden op hem toe stroomden. "Mijn geheim is heel eenvoudig, zei hij. Het ligt opgesloten in deze enkele Woorden: alles geven en niets voor zichzelf behouden" cfr. Arch. Becret. Vat. t. 227, p. 92.
Deze onthechting aan de uiterlijke goederen was oorzaak dat hij aan de armen, vooral aan die van zijn parochie, buitengewone zorgen besteedde. Hij toonde tegenover hen een uitzonderlijke menslievendheid, hij behandelde hen "met waarachtige liefde, met grote achting, men kan zeggen met respect" cfr. Arch. Secret. Vat. t. 3897, p. 510. Hij gaf de raad nooit de armen te minachten, aangezien deze minachting op God zelf terugvalt; en wanneer een bedelaar aan zijn deur klopte, nam hij hem liefdevol op en was hij blij hem te kunnen zeggen: "Ik ben even arm als u, ik ben een van de uwen!" cfr. Arch. Secret. Vat. t. 227, p. 334. En aan het eind van zijn leven herhaalde hij graag: "Blij kan ik heengaan; ik bezit niets meer, de goede God kan mij roepen wanneer Hij wil, ik ben klaar" cfr. Arch. Secret. Vat. t. 227, p. 305.