H. Paus Johannes XXIII - 1 augustus 1959
Deze onthechting aan de uiterlijke goederen was oorzaak dat hij aan de armen, vooral aan die van zijn parochie, buitengewone zorgen besteedde. Hij toonde tegenover hen een uitzonderlijke menslievendheid, hij behandelde hen "met waarachtige liefde, met grote achting, men kan zeggen met respect" cfr. Arch. Secret. Vat. t. 3897, p. 510. Hij gaf de raad nooit de armen te minachten, aangezien deze minachting op God zelf terugvalt; en wanneer een bedelaar aan zijn deur klopte, nam hij hem liefdevol op en was hij blij hem te kunnen zeggen: "Ik ben even arm als u, ik ben een van de uwen!" cfr. Arch. Secret. Vat. t. 227, p. 334. En aan het eind van zijn leven herhaalde hij graag: "Blij kan ik heengaan; ik bezit niets meer, de goede God kan mij roepen wanneer Hij wil, ik ben klaar" cfr. Arch. Secret. Vat. t. 227, p. 305.