Joseph Kardinaal Ratzinger - 22 maart 1986
LIBERTATIS CONSCIENTIA Over de christelijke vrijheid en bevrijding |
|||
► | De situatie van de vrijheid in de hedendaagse wereld | ||
► | De vrijheid in de ervaring van het volk van God |
De Kerk is in naam van de waarheid over de mens, die naar het beeld van God is geschapen, tussen beide gekomen. Niettemin wordt zij ervan beschuldigd zelf een belemmering te zijn op de weg van de bevrijding. Haar hiƫrarchische instelling zou in strijd zijn met de gelijkheid en haar leergezag zou in strijd zijn met de vrijheid van denken. Ongetwijfeld hebben er beoordelingsfouten of ernstige nalatigheden plaats gehad, waarvoor de christenen in de loop der eeuwen verantwoordelijk zijn geweest. Maar dergelijke opwerpingen miskennen de ware aard van de dingen. De verscheidenheid van charisma's binnen het volk van God, waarbij het om charisma's van dienstbaarheid gaat, is niet in strijd met de gelijke waardigheid van de personen en hun gemeenschappelijke roeping tot heiligheid.
De vrijheid van denken als voorwaarde voor het zoeken van de waarheid in alle sectoren van de menselijke kennis, betekent niet dat het menselijke verstand zich voor het licht van de openbaring moet afsluiten, waarvan Christus de bewaring aan zijn kerk heeft toevertrouwd. Door zich voor de goddelijke waarheid open te stellen ondervindt het geschapen verstand een open bloei en een vervolmaking, welke een voortreffelijke vorm van vrijheid vormen. Anderzijds heeft het Tweede Vaticaans Concilie volledig de rechtmatige autonomie van de wetenschappen erkend, evenals van de werkzaamheden van politieke aard.
Een van de voornaamste dwalingen, die sinds de tijd van de Verlichting het bevrijdingsproces zwaar heeft belast, hangt samen met de alom verbreide overtuiging, dat de vorderingen die op het gebied van de wetenschappen, de techniek en de economie zijn verwezenlijkt, als grondslag voor het verkrijgen van de vrijheid zouden moeten dienen. Op die manier miskent men de diepe gronden van deze vrijheid en van haar eisen.
Deze diepe grond van de vrijheid heeft de kerk altijd ervaren door het leven van een menigte gelovigen, vooral onder de geringen en armen. In hun geloof weten zij zich het voorwerp van de oneindige liefde van God. Ieder van hen kan zeggen: 'Ik leef in het geloof in Gods Zoon, die mij heeft liefgehad en die zichzelf voor mij heeft overgeleverd' (Gal. 2, 20b). Dit is de waardigheid welke geen van de machtigen hun kan ontnemen; dat is de bevrijdende vreugde die in hen aanwezig is. Zij weten dat ook tot hen het woord van Jezus is gericht: 'Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord' (Joh. 15, 15). Deze deelneming aan de kennis van God is hun bevrijding tegenover de overheersingsaanspraken van hen die de kennis bezitten: ' ... allen zijt gij wetend ... en gij hebt niet nodig dat iemand u onderricht' (Joh. 2, 20.27). Zij zijn er zich dan ook van bewust te delen in de hoogste kennis, waartoe de mensheid is geroepen. Zij weten zich door God bemind, evenals alle anderen en meer dan alle anderen. Zo leven zij in de vrijheid die uit de waarheid en de liefde voortvloeit.
In deze ervaring van het heil ontdekt de mens de ware betekenis van zijn vrijheid, omdat de bevrijding het herstel van de vrijheid is. Zij is ook vorming tot vrijheid, dat wil zeggen vorming tot het juiste gebruik van de vrijheid. Zo sluit zich bij het soteriologisch aspect van de bevrijding het ethisch aspect ervan aan.
Maar vandaag is het wegens de enorme uitdagingen, waaraan de mensheid het hoofd moet bieden, op een geheel nieuwe wijze noodzakelijk en dringend geworden, dat de liefde tot God en de vrijheid in de waarheid hun stempel drukken op de betrekkingen tussen de mensen en volkeren en het leven van de culturen bezielen.
Want waar de waarheid en de liefde ontbreken, loopt het bevrijdingsproces uit op de dood van een vrijheid welke heel haar grond heeft verloren.
Een nieuwe fase in de geschiedenis van de vrijheid gaat voor ons open. De bevrijdende mogelijkheden van de wetenschap, de techniek, de arbeid, de economie en het politiek handelen zullen alleen hun vruchten dragen, wanneer zij hun inspiratie en maatstaf vinden in de door Jezus Christus aan de mensen geopenbaarde waarheid en de liefde, die sterker zijn dan het leed.