
Synodevaders - 30 oktober 1987
De werkzaamheid van de Heilige Geest, die waait waar Hij wil, wordt niet altijd gemakkelijk onderkend en aanvaard. Wij weten dat God werkzaam is in alle christengelovigen en wij zijn ons bewust van de weldaden, die uit de geestesgaven voortvloeien zowel voor ieder afzonderlijk als voor de christengemeenschap in haar geheel. Tegelijk echter zijn we ons ook bewust van de macht der zonde en van haar inspanning om het leven van gelovigen en van gemeenschappen in beroering en verwarring te brengen. Daarom is een voortdurend onderscheid der geesten noodzakelijk. De geestesgaven horen tot het concrete kerkelijke leven. Daarom moeten de herders, altijd bedacht op de werkzaamheid van de Heilige Geest, de geestesgaven bevorderen en verdedigen. Zoals het hoofd de activiteiten van het hele lichaam ordelijk richt op het totale welzijn, zó moet ook in de Kerk het gezag, dat door Christus aan de Apostelen en hun opvolgers gegeven is, alles toetsen en, wat goed is, behouden Vgl. 1 Thess. 5, 21 .
Tenslotte is het te wensen dat helder aan het licht komen: