Paus Pius XII - 8 september 1953
FULGENS CORONA Stralende erekroon - 100 jaar dogmaverklaring Onbevlekte Ontvangenis |
|||
► | Levenswaarde van deze leer |
Het is echter niet alleen de bedoeling, dat dit eeuwfeest het geloof verlevendigt en de liefde jegens de maagdelijke Moeder Gods doet toenemen bij alle katholieken, maar ook dat het hun christelijke levenswandel zoveel mogelijk in overeenstemming brengt met haar toonbeeld. Evenals alle moeders het buitengewoon prettig vinden te zien dat hun kinderen zozeer op haar lijken, zo vindt onze zoete Moeder Maria niets aangenamer of meer gewenst dan te zien, dat wij, die Zij onder het Kruis van Haar Zoon in Zijn plaats als kinderen aannam, in hun denken, spreken en handelen de schoonheid en trekken van Haar ziel weergeven.
Opdat echter deze liefde niet ijdel zij, niet een valse uiterlijke devotie of een onbetrouwbaar kortstondig gevoel, doch oprecht, waar en krachtdadig zij, moet zij ongetwijfeld ons allen, ieder naar eigen levensomstandigheden, helpen om de deugd te verkrijgen. Vooral nu wij het mysterie vieren van de allerheiligste Maagd, wier ontvangenis zelf onbevlekt was en vrij van iedere smet van de erfzonde, moeten wij ons aangespoord gevoelen tot die onschuld en reinheid van zeden, die zelfs voor de kleinste zonde terugdeinst.
Het is alsof de Allerheiligste Maagd Maria, die nooit in Haar leven - noch in blijde zoete ogenblikken, noch in droeve omstandigheden en te midden van wrede smarten, waardoor Zij de Koningin van de martelaren werd - van de voorschriften en het voorbeeld van Haar goddelijke Zoon ook maar het geringste afweek, tot ons allen en tot ieder van ons afzonderlijk de woorden herhaalt, die Zij op de bruiloft van Cana tot de bedienden sprak, als het ware wijzend op Jezus Christus: "Doet wat Hij u zeggen zal." (Joh. 2, 5)
Deze aansporing juist, in ruimere zin dan te verstaan, schijnt zij voor ons allen thans te herhalen, nu het meer dan duidelijk is, dat alle rampen, die de mensen zo zwaar treffen, waaronder landen en volken gebukt gaan, hun diepste grond vooral hierin vinden, dat niet weinigen "Mij hebben verlaten, Mij, de bron van levende wateren, om zich gebarsten putten te slaan, die geen water kunnen houden" (Jer. 2, 13), Hem hebben durven verlaten, Die alleen is, "de weg, de waarheid en het leven" (Joh. 14, 6). Als wij dus afgedwaald zijn, moeten wij op de rechte weg terugkeren; als de duisternis van dwaling onze geest onthuld heeft, moet deze zo spoedig mogelijk door het licht van de waarheid verdreven worden; als die dood, die inderdaad een dood is, bezit van onze zielen heeft genomen moeten wij met brandend verlangen naar het leven grijpen; dat hemelse leven namelijk, dat geen einde kent, daar het voortkomt van Jezus Christus; indien wij immers Hem in dit aardse ballingsoord trouw volgen, zullen wij ongetwijfeld samen met Hem het eeuwige geluk in de hemel genieten. Dit leert ons en hiertoe vermaant ons de Heilige Maagd Maria, onze allerzoetste Moeder, die ons inderdaad meer dan alle moeders met een waarachtige liefde bemint.
Zulke aansporingen en wenken, tot ons allen gericht, om tot Christus terug te keren en nauwgezet volgens zijn geboden te leven, hebben de mensen heden bijzonder nodig, zoals gij zeer wel weet, Eerbiedwaardige Broeders. Velen toch zijn er op uit om het christelijk geloof met wortel en tak uit hun zielen te rukken; en dit doen zij nu eens op verholen en listige wijze, dan weer door openlijk en vermetel hun dwalingen te verkondigen en er mee te koop te lopen, waarop zij nog brutaal zich beroemen, alsof men ze beschouwen moet als de glorie van deze verlichte en moderne eeuw.
Maar wanneer de heilige godsdienst wordt verworpen en wanneer de wil van God, maatstaf voor wat goed en kwaad is, terzijde wordt gesteld, gelden praktisch geen wetten meer en heeft de openbare overheid haar gezag verloren, zoals iedereen inziet; en daar bovendien door deze valse leerstellingen iedere verwachting van en hoop op onsterfelijke goederen wordt weggenomen, is het gevolg, dat de mensen, hun natuur volgend, in onmatige begeerte naar aardse goederen streven, de goederen van hun evenmens wensen te bezitten, en deze soms met geweld zich toeëigenen, zo vaak als daartoe een kans bestaat of hun de gelegenheid wordt geboden. Zo ontstaat haat, nijd, tweedracht en vijandschap onder de burgers; zo wordt het particuliere en openbare leven verstoord; zo raken langzamerhand die grondslagen van de Staten ondermijnd, die zo moeilijk door wetten of door de invloed van regeringen alleen in stand kunnen blijven; tenslotte is het gevolg verval van zeden in wijde kring door slechte toneelvoorstellingen, boeken, dagbladen en zelfs door misdaden.
Wij loochenen volstrekt niet, dat zij die het staatsbestuur in handen hebben, hierin veel vermogen; toch moet men het redmiddel tegen zoveel kwaad ongetwijfeld hoger zoeken; ontegenzeggelijk dient hier een macht te hulp geroepen, welke die van de mensen te boven gaat, die de geest van de mens zal kunnen verlichten, die in staat is de zielen zelf te treffen en door de genade te vernieuwen en beter te maken.
Dan alleen kan men verwachten, dat de christelijke zeden overal opnieuw zullen bloeien; dat de ware beginselen, waarop de Staten dienen te steunen, zo solide mogelijk zullen zijn; dat er tussen de klassen der burgers wederzijds een billijke, eerlijke beoordeling van de verhoudingen ontstaat, gebaseerd op rechtvaardigheid en liefde; dat eindelijk haat en nijd zullen verdwijnen, die de oorzaak zijn van voortdurend nieuwe ellende en niet zelden de mensen in hun verbittering er toe brengen om zelfs het bloed van hun evenmensen te vergieten; dat tenslotte de gespannen verhoudingen tussen de hogere en lagere klassenstanden verminderen, en de eigen rechten van beide groepen op onpartijdige wijze met elkaar verzoend raken, zodat zij met wederzijds begrip en met verschuldigde eerbied naast elkaar kunnen bestaan tot welzijn van allen.