Zoals ik in de Encycliek
Paus Benedictus XVI - Encycliek
Deus Caritas Est
God is Liefde
(25 december 2005) heb geschreven, staat aan het begin van het christen zijn - en daarmee aan de oorsprong van ons getuigenis als gelovigen - geen ethische beslissing of een groots idee, maar de ontmoeting met de Persoon van Jezus Christus, " die aan ons leven een nieuwe horizon en daarmee zijn definitieve richting geeft"
Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005), 1. De vruchtbaarheid van deze ontmoeting toont zich op bijzondere en creatieve wijze ook in de actuele menselijke en culturele context, vooral met betrekking tot het verstand dat leven gegeven heeft aan de moderne wetenschappen en de daarmee gerelateerde technologieën.
Een fundamenteel kenmerk van deze laatste is immers het systematisch gebruik van de instrumenten van de mathematica om te kunnen werken met de natuur en haar onmetelijke energieën aan ons dienstbaar te kunnen maken. De mathematica als zodanig is echter een schepping van onze intelligentie: dat de structuren daarvan corresponderen met de werkelijke structuren van het universum - wat de vooronderstelling is van alle moderne wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, zoals dat al werd geformuleerd door Galileo Galilei in de beroemde stelling dat "het boek van de natuur geschreven is in de mathematische taal" - wekt onze bewondering maar stelt ook een grote vraag. Het houdt immers in dat het universum zelf dusdanig op een intelligente manier is gestructureerd, dat er een diepe overeenstemming bestaat tussen onze subjectieve rede en de objectieve rede van de natuur. Dan wordt het onvermijdelijk ons de vraag te stellen of er niet één enige en oorspronkelijke intelligentie bestaat, die de gemeenschappelijke bron is van zowel de een als de ander.
Zo brengt juist het nadenken over de ontwikkeling van de wetenschappen ons terug bij de scheppende
Logos. Daarmee wordt de tendens omgekeerd om aan het irrationele het primaat te geven, aan het toeval en aan de noodzakelijkheid, de tendens om daar ook onze vrijheid en onze intelligentie toe te herleiden. Op deze grondslagen wordt het ook mogelijk de reikwijdten van onze rationaliteit weer te verruimen, haar weer te openen voor de grote vraagstukken van het ware en het goede, de theologie, de filosofie en de wetenschappen met elkaar te verbinden, in het volledige respect voor hun eigen methoden en van hun wederzijdse autonomie, maar ook in het besef van de intrinsieke eenheid die hen samenhoudt. Voor deze opgave zien wij ons gesteld, een fascinerend avontuur dat de moeite verdient er zich in voor in te zetten, om een nieuwe elan te geven aan de cultuur van onze tijd en om daarin aan het christelijk geloof ten volle haar burgerrecht terug te geven. Het "cultureel project" van de Kerk in Italië is daartoe ongetwijfeld een gelukkige intuïtie en een heel belangrijke bijdrage.