Uw congres heeft terecht ook het thema aangesneden van het burgerschap, dat wil zeggen van de burgerlijke en politieke verantwoordelijkheden van de katholieken. Christus is immers gekomen om de reële en concrete mens te redden, die in de geschiedenis leeft en in de gemeenschap. Daarom hebben het christendom en de Kerk van meet af aan ook een publieke dimensie en impact gehad. Zoals ik geschreven heb in de encycliek
Paus Benedictus XVI - Encycliek
Deus Caritas Est
God is Liefde
(25 december 2005) Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005), 28-29, heeft Jezus aangaande de betrekkingen tussen godsdienst en politiek iets wezenlijks nieuws gebracht, wat de weg geopend heeft naar een menselijker en vrijere wereld, door het onderscheid en de wederzijdse autonomie tussen de Staat en de Kerk, tussen wat van de Keizer en wat van God is
Vgl. Mt. 22, 21
. De vrijheid van godsdienst die wij als een universele en in de wereld van vandaag zo bijzonder noodzakelijke waarde beschouwen, heeft hier haar historische oorsprong.
De Kerk is dan ook niet politiek actief, en wil dat ook niet zijn. Tegelijkertijd is zij ten diepste geïnteresseerd in het welzijn van de politieke gemeenschap waarvan de gerechtigheid de ziel is, en zij biedt haar op een tweevoudig niveau haar specifieke bijdrage aan. Het christelijk geloof zuivert immers de rede en helpt haar om beter zichzelf te zijn: met haar sociale leer, die beargumenteerd wordt vanuit wat overeenstemt met de natuur van elk menselijk wezen, draagt de Kerk er daarom toe bij, dat al wat rechtvaardig is ook als zodanig erkend en vervolgens verwezenlijkt kan worden.
Voor dat doel zijn uiteraard de morele en geestelijke energieën onontbeerlijk die toestaan dat de eisen van de rechtvaardigheid voorrang krijgen boven de belangen van de persoon, of van een sociale categorie, of ook van een Staat: hier is er voor de Kerk opnieuw een heel weide ruimte om deze energieën in de gewetens wortel te laten schieten, ze te voeden en te versterken. De onmiddellijke taak tot handelen op het politieke terrein om een rechtvaardige ordening van de samenleving te bouwen, komt dus niet aan de Kerk als zodanig toe, maar aan de lekengelovigen, die als burgers onder eigen verantwoordelijkheid werken: daarbij gaat het om een taak van het allergrootste belang, waaraan de Italiaanse christengelovige leken geroepen zijn zich edelmoedig en moedig toe te wijden, verlicht door het geloof en door het leergezag van de Kerk en bezield met de liefde van Christus.