• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Het tweede ter discussie gestelde beginsel is dat van de rechten van de persoon, die zich voor psychologische experimenten of psychologische behandeling leent. De inhoud van de psyche behoort uiteraard uitsluitend de betrokken persoon toe (hier met betrekking tot de experimenten en de behandeling) en blijft alleen die persoon bekend.
Toch geeft deze er reeds iets van prijs door het eenvoudige feit van zijn gedrag. Wanneer de psycholoog zich bezighoudt met wat op deze wijze aan het licht treedt, schendt hij het diepste innerlijke van de proefpersoon niet. Ook kan hij in alle vrijheid handelen, wanneer de proefpersoon bewust aan een bepaaid gedeelte van zijn innerlijk uitdrukking geeft en daarmee beduidt dat hij aan het geheim geen waarde hecht. Maar er is een groot gedeelte van zijn innerlijke wereld dat de proefpersoon slechts voor weinig vertrouwelingen openlegt en dat hij tegen de inmeaging van anderen beschermt. Bepaalde zaken worden zelfs tot elke prijs en voor wie dan ook geheim gehouden. Bovendien toont de psychologie aan dat er een gebied van het diepste innerlijk bestaat - vooral neigingen en gesteldheden -, dat zo verborgen is dat het individu er nooit toe zal geraken het te kennen of zelfs maar te vermoeden. En zoals het ongeoorloofd is zich goederen van een ander toe te eigenen of zijn lichamelijke integriteit aan te tasten zonder zijn toestemming, zo is het evenmin toegestaan tegen zijn wil in zijn innerlijk te treden, welke ook de gebruikte technieken en methoden mogen zijn. Maar men kan zich bovendien afvragen, of de toestemming van de betrokkene voldoende is om de psycholoog zonder voorbehoud toegang tot zijn psyche te verschaffen. 'Wanneer die toestemming op onrechtmatige wijze wordt afgedwongen, is ieder ingrijpen van een gebrek aan vrijheid (toe te schrijven aan onwetendheid, dwaling of bedrog), is elke poging om in de diepten van de ziel door te dringen immoreel.
Wanneer daarentegen de toestemming vrij gegeven is, mag de psycholoog in de meeste gevallen, maar niet altijd, te werk gaan volgens de beginselen van zijn wetenschap, zonder met de normen der moraal in strijd te komen. Men moet erop toezien, of de betrokkene niet de grenzen van zijn competentie en zijn bevoegdheid een geldige toestemming te geven te buiten is gegaan. De mens beschikt namelijk niet over een onbegrensde macht over zichzelf.

Dikwijls haalt men in uw studies het juridische beginsel aan (echter zonder het letterlijk te citeren): "volenti non fit iniuria": "als de betrokkene toestemt, kan men hem geen onrecht doen".

Laten we allereerst opmerken dat de tussenkomst van de psycholoog zeer wel de rechten van een deze schenden, bijvoorbeeld door het openbaar maken van geheimen (staatsgeheimen, ambtsgeheimen, familiegeheimen, biechtgeheimen) of eenvoudig het recht dat personen of gemeenschappen hebben, op hun goede naam. Het is niet voldoende dat de psycholoog zelf of zijn assistenten tot geheimhouding verplicht zijn, en evenmin dat men soms, om ernstige redenen, een geheim aan een prudent iemand mag toevertrouwen. Want, zoals Wij reeds in Onze Paus Pius XII - Toespraak
Over psychotherapie en psychologie (13 april 1952)
, opmerkten, sommige geheimen mogen absoluut niet ontsluierd worden, zelfs niet tegenover één enkele prudente persoon.

Wat het princiep "volenti non fit iniuria" betreft, dit stuit voor de psycholoog slechts op één hinderpaal, namelijk het recht van de betrokkene om zijn innerlijke wereld te beschermen. Maar ook andere hinderpalen kunnen er bestaan, ten gevolge van morele verplichtingen, welke het subject niet naar believen kan veronachtzamen, bij voorbeeld het godsdienstig leven, het zelfrespect, het schaamtegevoel, de welvoeglijkheid. In dit geval doet de psycholoog, ook al schendt hij geen enkel recht, afbreuk aan de moraal. Het is dus van belang voor ieder bijzonder geval te onderzoeken, of zijn ingreep niet met een van deze zedelijke motieven in strijd komt en er nauwkeurig de draagwijdte van na te gaan.

Document

Naam: VENUS DU MONDE ENTIER - OVER DE MENSELIJKE PERSOONLIJKHEID IN DE PSYCHOLOGIE
Tot het 13e congres van de Internationale vereniging voor toegepaste psychologie over het godsdienstig en zedelijk aspect van de menselijke persoonlijkheid in de psychologie
Soort: Paus Pius XII - Toespraak
Auteur: Paus Pius XII
Datum: 10 april 1958
Copyrights: © 1958, Katholiek Archief, 13e jrg.
Alineanummering en -indeling van de redactie
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test