NOUS VOUS SALUONSTot het 26e Intaliaanse Congres van de urologen
(Soort document: Paus Pius XII - Toespraak)
Paus Pius XII -
8 oktober 1953
2 - Potentia generandi en potentia coeundi
Maar gij noemt concrete bijzonderheden en wilt daaromtrent worden voorgelicht. Wij nemen daaruit de kern, die gij met deze woorden aangeeft: "Het gebeurt, dat wij adviezen geven in processen van ongeldigheidsverklaring van huwelijken om reden van «impotentia generandi»."
Om juist te antwoorden op deze vraag kan het vóór alles nuttig zijn, de misvattingen weg te nemen omtrent het begrip "impotentia" of "potentia generandi". "Potentia generandi" wordt soms in zo ruime zin genomen, dat zij insluit alles, wat de twee partners moeten bezitten om nieuw leven te verwekken, nl. de inwendige en uitwendige organen, als ook de geschiktheid voor de functies, die aan hun doel beantwoorden. De uitdrukking wordt ook in engere zin genomen en omvat dan alleen datgene wat nodig is naast de persoonlijke daad van de echtgenoten, nl. opdat deze daad werkelijk, zo niet in ieder geval dan toch ten minste op zich en in het algemeen, leven kan verwekken. In deze zin staat de "potentia generandi" tegenover de "potentia coeundi".
De voorwaarden nu, vereist voor de "potentia coeundi", zijn bepaald door de natuur en volgen uit het mechanisme van de daad. Daarbij staat de daad van de echtgenoten, vanuit biologisch standpunt gezien, in dienst van het zaad, dat wordt overgebracht en ontvangen. Waaraan kan men nu zien, dat de "potentia coeundi" werkelijk aanwezig is en bijgevolg de handeling van de echtgenoten al haar wezenlijke elementen bevat? Een praktisch criterium daarvoor, ofschoon het niet in alle gevallen zonder uitzondering opgaat, bestaat in het vermogen om de uitwendige daad op normale wijze te stellen. Zeker kan een element ontbreken, zonder dat de partners er zich rekenschap van geven. Maar toch moet dit "signum manifestativum" in de praktijk van het leven volstaan, want deze eist, dat de mensen voor een instelling, zo algemeen als het huwelijk, in normale gevallen een zeker en gemakkelijk te erkennen middel hebben om hun geschiktheid voor het huwelijk vast te stellen. Dit is voldoende, omdat de natuur het menselijk orgaan zo pleegt te bouwen, dat de innerlijke werkelijkheid beantwoordt aan de uitwendige vorm en structuur.

Daarenboven omvat de "potentia coeundi" van de kant van de man het vermogen om het vocht van de zaadklieren op natuurlijke wijze over te brengen; daarbij blijft echter de vraag omtrent elk van de specifieke en aanvullende elementen, die dit vocht samenstellen, buiten beschouwing. Het ontbreken van actief sperma is gewoonlijk nog geen bewijs, dat de man de functie van overbrengen niet kan verrichten. Vandaar dat azoospermie, oligospermie, asthenospermie en necrospermie in zich niets hebben uit te staan met "impotentia coeundi", omdat zij de constitutieve elementen van het zaadvocht zelf betreffen en niet het vermogen om het over te brengen.
Bij dit alles moet men er aan vasthouden, dat deze handeling van de echtgenoten is en blijft gericht op een bepaald doel, nl. het verwekken van nieuw leven. Het is een dwaling, te beweren, dat de geneeskunde en de biologie een ander begrip hebben van de "potentia coeundi" dan de theologie en het kerkelijk recht, en dat dit laatste met deze uitdrukking iets anders bedoelt dan wat de natuur en de Schepper hebben bepaald. Gij behoeft maar de tekst van
Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) te lezen over het fysiek "vermogen" om te zien, dat deze niet van het positief recht, maar van het natuurrecht wil spreken.
c. De persoonlijke waarden in het huwelijk
Zeker laten het gezond verstand van de mensen en de praktijk van de Kerk geen twijfel omtrent het feit, dat persoonlijke waarden bij het huwelijk en de voltooiing er van zijn betrokken, waarden, die de biologische verre overtreffen en die de echtgenoten dikwijls veel beter begrijpen dan de onmiddellijk biologische doeleinden van de natuur. Maar het verstand en de openbaring suggereren ook en geven te verstaan, dat de natuur dit persoonlijk en suprabiologisch element wil, omdat zij tot het huwelijk roept geen zintuigelijke wezens zonder verstand, maar mensen, begaafd met verstand, hart en persoonlijke waardigheid, en hen belast met het verwekken en opvoeden van nieuw leven; omdat in het huwelijk de echtgenoten zich wijden aan een blijvende taak en een onverbreekbare levensgemeenschap.
d. Een taak van de biologie en de geneeskunde in onze tijd
De biologie en de geneeskunde hebben tegenwoordig meer dan ooit de zending om de mensen van onze tijd opnieuw in te stellen op een diep besef van de biologische zin der samenwerking tussen de echtgenoten en van de reden, waarom de natuur deze daad slechts in het huwelijk toestaat. In onze dagen luistert men misschien soms liever naar de dokter dan naar de priester. Maar de dokter zelf moet een zeker, door de natuur geleid. oordeel hebben en genoeg persoonlijke onafhankelijkheid om daaraan trouw te blijven.
© 1955, Ecclesia Docens, uitg. Gooi & Sticht 0762 p. 55-67
Vert.: Chr. Oomen, M. Mulders C.ss.R. en J. Kahmann C.ss.R.; in samenw. met J. Mulders C.ss.R.