H. Paus Johannes Paulus II - 10 november 1979
Eerbiedwaardige broeders, excellentie,
dames en heren,
Ik dank u, meneer de voorzitter, hartelijk voor de warme en geestdriftige woorden die u aan het begin van uw toespraak tot mij hebt gericht. En ik verheug me met uw excellentie evenals met de heren Dirac en Weisskopf, beiden doorluchtige leden van de Pauselijke Academie van Wetenschappen, over deze plechtige herdenking van de honderdste geboortedag van Albert Einstein.
Ook de Heilige Stoel wil Albert Einstein de eer betonen die hem toekomt voor zijn uitstekende bijdrage aan de vooruitgang van de wetenschap, dat wil zeggen, aan de kennis van de waarheid welke in het mysterie van het heelal aanwezig is. Ik voel me volledig eensgezind met mijn voorganger Pius XI en hen die hem op de zetel van Petrus zijn opgevolgd, wanneer ik de leden van de Pauselijke Academie van Wetenschappen en met hen alle geleerden, uitnodig 'op steeds nobeler en intenser wijze de wetenschappen vooruit te helpen, zonder hen iets meer te vragen; en wel omdat in dit voortreffelijke doel en dit nobele werk de opdracht om de waarheid te dienen bestaat, waarmee wij hen belasten ... .' Paus Pius XI, Motu Proprio, Reorganisatie van de Pauselijke Academie van Wetenschappen, In multis solaciis (28 okt 1936). AAS 28, 1936, blz. 424.