Aartsbisschop Michael L. Fitzgerald - 25 november 2003
Dierbare moslimvrienden
Het is weer bijna Ramadan en het doet mij genoegen om u bij deze gelegenheid weer te groeten en mijn beste wensen over te brengen. Tijdens deze bijzondere maand brengt de gemeenschappelijke maaltijd, iftâr, waarbij aan het einde van de dag het vasten wordt doorbroken, familieleden en vrienden in een sfeer van blijdschap bijeen. Heel vaak worden ook mensen van andere religies uitgenodigd om deel te hebben aan dit feestelijke gebeuren en het komt ook steeds vaker voor dat christenen een iftâr voor hun moslimvrienden organiseren. Dit soort tekenen van vriendschap zijn zeer te waarderen, zeker in een tijd als deze, waarin er zoveel onrust en spanning in de wereld heerst. In die geest van broederschap groet ik, mede namens de Pauselijke Raad voor de Interreligieuze Dialoog, alle moslims in de hele wereld, in het bijzonder ter gelegenheid van 'Id al-Fitr, het feest ter afsluiting van de ramadanmaand.
Zoals inmiddels gebruikelijk bij deze jaarlijkse boodschap, wil ik graag enige overwegingen met u delen en het lijkt mij gepast om deze toe te spitsen op de noodzaak om vrede te stichten. Mijn uitgangspunt is een brief die paus Johannes XXIII veertig jaar geleden, in 1963, richtte aan alle mensen van goede wil. In deze brief, getiteld H. Paus Johannes XXIII - Encycliek
Pacem in Terris
Vrede op aarde
(11 april 1963), werd gesteld dat de vrede een bouwwerk is dat rust op vier pijlers: waarheid, gerechtigheid, liefde en vrijheid. Van elk van deze waarden moet sprake zijn om goede, harmonieuze betrekkingen tussen volken en landen te laten bestaan.
Waarheid is de eerste pijler, want zij impliceert de erkenning dat de mens niet de baas is over zichzelf, maar geroepen is om gehoor te geven aan de wil van God, de Schepper van allen, die de Absolute Waarheid is. In menselijke relaties betekent waarheid oprechtheid, essentieel voor het wederzijds vertrouwen en een vruchtbare dialoog die tot vrede leidt. Waarheid doet bovendien ieder mens zijn of haar eigen rechten zien, maar ook zijn of haar plichten ten opzichte van anderen.
Vrede kan echter niet bestaan zonder gerechtigheid, respect voor de waardigheid en rechten van ieder mens. Juist door het gebrek aan gerechtigheid in persoonlijke, sociale en internationale betrekkingen is er nu zoveel onrust en geweld in de wereld.
Gerechtigheid moet niettemin worden getemperd door liefde. Dit impliceert het vermogen om te erkennen dat wij allemaal deel uitmaken van één menselijke familie en zo onze medemensen als onze broeders en zusters te zien. Dat stelt ons in staat om zowel in elkaars leed als in elkaars vreugde te delen. Het doet mensen de nood van anderen voelen alsof het hun eigen nood is, en die empathie brengt hen ertoe hun eigen gaven met anderen te delen, niet alleen materiële goederen, maar ook geestelijke en spirituele waarden. Liefde heeft ook consideratie voor zwakheid en omvat daarmee het vermogen om te vergeven. Die vergeving is essentieel voor het herstel van vrede wanneer er een conflict is uitgebroken, want zij opent de mogelijkheid om opnieuw te beginnen, op een nieuwe basis, in een herstelde relatie.
Dit alles veronderstelt vrijheid, een essentieel kenmerk van de menselijke persoon. Want vrijheid stelt mensen in staat om in redelijkheid te handelen en verantwoordelijkheid voor hun eigen handelen te aanvaarden. Wij moeten ons allen voor God verantwoorden voor onze bijdrage aan de samenleving.
Aan deze vier pijlers zou ik nog een vijfde willen toevoegen, namelijk het gebed. Want wij weten dat wij, als mensen, zwak zijn. We vinden het moeilijk om deze idealen in ons leven te verwezenlijken. We hebben Gods hulp nodig en daar moeten wij nederig om smeken. Ik wil hier de woorden van paus Johannes Paulus II aanhalen:
Als vrede een geschenk van God is en in Hem haar bron heeft, waar moeten wij haar dan zoeken en hoe kunnen wij daar anders aan werken dan in een diepe, innige relatie met God? Werken aan de vrede van orde, gerechtigheid en vrijheid vereist daarom in de eerste plaats een grote toewijding aan het gebed, die bestaat in openstaan, luisteren, dialoog en tenslotte eenheid met God, de oerbron van waarachtige vrede. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Assisi, Tot de vertegenwoordigers van diverse religieuze gemeenschappen (24 jan 2002), 6
De paus zei verder dat gebed geen vorm van vlucht is. Integendeel, het stelt ons in staat om de realiteit onder ogen te zien met een kracht die van God komt.
De Ramadanmaand is niet alleen een periode van vasten, maar ook een tijd van intens gebed. Ik wil u graag verzekeren, moslimvrienden, dat wij met u verenigd zijn in het gebed tot de almachtige en barmhartige God. Moge Hij u allen en al uw familieleden zegenen. Moge deze zegen een bron van troost zijn, met name voor hen die geleden hebben of nog altijd lijden onder een gewapend conflict. Moge de goede God ons allen de kracht geven om ware vredestichters te zijn.
Ik wens u allen een gezegend feest, 'Id mubârak
Aartsbisschop Michael L. Fitzgerald
Voorzitter