Paus Pius XII - 11 oktober 1954
Tot de Eerbiedwaardige Broeders, de Patriarchen, Primaten, Aartsbisschoppen, Bisschoppen en andere lokale geestelijkheid in vrede en eenheid met de Heilige Stoel.
Eerbiedwaardige Broeders, Heil en Apostolische Zegen,
Tot de Koningin des hemels heeft het christenvolk vanaf de eerste eeuwen der Katholieke Kerk zijn smeekbeden en zijn liederen van lof en liefde gericht, hetzij in vreugdevolle omstandigheden, hetzij en vooral in de beproeving van zware tijden en grote gevaren; nooit is het vertrouwen op de Moeder van de Goddelijke Koning Jezus Christus verminderd, nooit is het geloof verslapt, dat de Maagd en Moeder Gods Maria over de gehele aarde in moederlijke liefde heerst zoals zij in de hemelse gelukzaligheid de kroon van de koninklijke glorie draagt.
Nu Wij na de vreselijke rampen, die ook onder Onze ogen bloeiende steden, dorpen en gehuchten met ontelbare puinhopen hebben overladen, tot Onze droefheid zien dat zo vele en grote rampen voor de zielen als het ware in een onstuimige vloedgolf komen aanstomen, en nu Wij bemerken dat de gerechtigheid soms wankelt en dat alom de verlokkingen van het bederf zegevieren, wordt het Ons in deze onheilsvolle en beangstigende toestanden droef te moede, en daarom nemen Wij vol vertrouwen Onze toevlucht tot Maria Onze Koningin, en leggen aan Haar voeten tegelijk met die van onszelf ook de gevoelens van liefde van allen die fier gaan op hun naam van christen.
Zo willen Wij met grote vreugde in herinnering roepen, dat Wijzelf op 1 november van het Heilig jaar 1950, in het bijzijn van een ontzaglijke menigte van Kardinalen zowel als Bisschoppen, priesters en gelovigen, van wijd en zijd toegestroomd, het dogma hebben afgekondigd van de Opneming van de Allerzaligste Maagd Maria in de Hemel Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Dogma verklaring Maria Tenhemelopneming, Munificentissimus Deus (1 nov 1950); alwaar zij, met ziel en lichaam tegenwoordig, onder de koren van Engelen en de heilige Hemelingen heerst te zamen met Haar Eengeboren Zoon. En toen het, vervolgens, een eeuw geleden was, dat Onze Voorganger onsterfelijker gedachtenis, Pius IX, bekrachtigde en als dogma afkondigde dat de Allerhoogste Moeder Gods zonder enige smet van erfzonde was ontvangen, hebben Wij het nu lopende Maria-jaar ingesteld Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Stralende erekroon - 100 jaar dogmaverklaring Onbevlekte Ontvangenis, Fulgens Corona (8 sept 1953) en nu zien Wij, tot grote troost voor Ons vaderhart, dat niet alleen in deze gezegende stad - met name vooral in de Liberiaanse Basiliek Noot van de redactie: de Basilica Major Maria Maggiore, waar een ontelbare menigte overduidelijk getuigenis aflegt van hun geloof en van hun allervurigste liefde jegens hun Hemelse Moeder - maar eveneens in alle delen van de wereld de liefde tot de Maagd en Moeder Gods geleidelijk weer opbloeit en dat talrijke bedevaarten van christengelovigen naar de voornaamste Maria-heiligdommen zijn getrokken en nog steeds blijven trekken.
Verder is het algemeen bekend dat Wij, telkens wanneer de gelegenheid daartoe zich voordeed, namelijk als Wij Onze kinderen in Christus op een audiëntie hebben toegesproken, of als Wij via de radio ook tot ver verwijderde volkeren het woord hebben gericht, allen die Wij maar konden aansporen, ook hebben aangespoord om Onze allermilddadigste en allermachtigste Moeder met een, zoals aan kinderen betaamt, vurige en tedere liefde te beminnen. Hierin willen Wij speciaal herinneren aan de radioboodschap die Wij tot het volk van Portugal hebben gericht, toen het beeld van de wonderdadige Maagd Maria, dat te Fatima wordt vereerd met een gouden diadeem werd gekroond Vgl. Paus Pius XII, Radiotoespraak, Tot de gelovigen van Portugal bij gelegenheid van de plechtige feestelijkheden ter ere van de H. Maagd die in Fatima vereerd wordt, Mais de uma vez (31 okt 1942), en wie wijzelf de boodschap van Maria's Koningschap hebben genoemd. Vgl. Paus Pius XII, Radiotoespraak, Kroning in Fatima van Maria tot "Koningin van de wereld", Bendita seja o Senhor (13 mei 1946), 10-17 Vgl. L'Osservatore Romano, d.d. 19 mei 1946
Om dus deze talrijke bewijzen van onze liefde jegens de grote Moeder Gods, waaraan het christenvolk met zoveel vuur heeft meegedaan, als het ware te bekronen, tevens om het Mariajaar dat reeds ten einde loopt, een gelukkig en veelbelovend slot te geven, en om aan de dringende verzoeken die Ons hieromtrent van alle delen van de wereld hebben bereikt, met vreugde gevolg te geven, hebben Wij besloten het liturgisch feest in te stellen van de Heilige Maagd Maria Koningin.
Hiermede willen Wij geen nieuwe waarheid aan het christenvolk te geloven voorhouden, aangezien in feite de grond en de redenen waarop de koninklijke waardigheid van Maria steunt, reeds te allen tijde overduidelijk zijn uitgedrukt en gevonden worden in de van oudsher overgeleverde documenten van de Kerk en in de boeken van de heilige liturgie.
Aan dit alles willen Wij nu door deze Encycliek herinneren, om de lof van Onze hemelse Moeder te hernieuwen en om niet zonder vrucht voor hun geestelijk leven in de harten van allen een vuriger liefde jegens haar te doen opleven.