Msgr. Darío Castrillón Hoyos e.a. - 15 augustus 1997
Wanneer de Conciliedocumenten over de verschillende aspecten van de medewerking van de niet-gewijde leken aan de zending van de kerk spreken, vermelden ze onder andere de rechtstreekse medewerking aan specifieke taken van de herders. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 24 Immers, ”als de noodzaak of het nut van de kerk het eisen, kunnen de herders aan de lekengelovigen bepaalde taken toevertrouwen die met hun eigen herderlijke bediening verbonden zijn, maar niet het kenmerk van de wijding vereisen, in overeenstemming met de normen die vastgesteld zijn door het algemene recht. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 23 Deze medewerking is later door de postconciliaire wetgeving geregeld, in het bijzonder door het nieuwe Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983).
Na over de plichten en de rechten van alle gelovigen gesproken te hebben, Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 208-223 behandelt het kerkelijke wetboek vervolgens de plichten en rechten van de lekengelovigen, niet alleen de specifieke plichten en rechten van de lekengelovigen, niet alleen de specifieke plichten en rechten van hun seculiere staat, Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 225-227.231 maar ook andere taken en functies die niet exclusief aan hen toekomen aan alle gelovigen toe, hetzij gewijd hetzij niet gewijd,Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 225.228-229.231 terwijl andere op de lijn staan van directe dienst aan het gewijde ambt van de gewijde gelovigen. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 230. §§ 2-3, wat betreft het liturgische bereik Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 228. § 1, wat betreft andere bereiken van de geestelijke dienst betreft; de laatste paragraaf heeft betrekking op het bereik buiten het ambt van de clerus De niet-gewijde leken hebben niet een recht om deze laatste taken of functies uit te oefenen; maar ze ”zijn bekwaam om door de gewijde herders aangenomen te worden voor die kerkelijke ambten en taken die zij volgens de voorschriften van het recht kunnen vervullen”, Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 228. § 1 of wel ”bij gebrek aan bedienaren... kunnen zij sommige van hun taken waarnemen... volgens de voorschriften van het recht”. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 230. § 3 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 517.776.861.910.943.1112
Opdat een dergelijke medewerking zich harmonisch invoegt in de ambtelijke pastoraal, is het nodig dat de leerstellige uitgangspunten duidelijk zijn om pastorale afwijkingen en disciplinaire misbruiken te vermijden. Daarom moet ook met consistente vastberadenheid in heel de kerk een serieuze en loyale toepassing van de geldende bepalingen bevorderd worden, zonder de termen van de uitzonderlijkheid ten onrechte toe te passen op gevallen die niet als ‘uitzonderlijk’ aan te merken zijn.
Als ergens misbruiken en grensoverschrijdende praktijken vastgesteld worden, dienen de herders de nodige en passende middelen aan te wenden om tijdig hun verspreiding te voorkomen, zodat het zuivere besef van het wezen zelf van de Kerk niet aangetast wordt. In het bijzonder zullen ze de bestaande disciplinaire normen toepassen die het onderscheid en de complementariteit leren kennen en eerbiedigen van functies die van levensbelang zijn voor de kerkelijke communio. Waar dergelijke afwijkende praktijken al verspreid zijn, kan de competente overheid haar tussenkomst niet meer uitstellen om zich zo tot bewerker van communio te maken, die uitsluitend rond de waarheid kan bestaan. Communio, waarheid, gerechtigheid, vrede en liefde zijn onderling afhankelijke termen. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Over de aanbidding van het Eucharistische Mysterie, Inaestimabile donum (3 apr 1980). Voorwoord
In het licht van bovengenoemde principes worden hieronder de passende middelen aangeboden om de aan onze dicasteries gesignaleerde misbruiken het hoofd te bieden.
Bediening van het woord Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 761. aangaande de diverse vormen van prediking Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). Praenotanda. Editio typica altera, Vaticaan 1981
De inhoud van deze bediening bestaat ”in de herderlijke verkondiging, de catechese en het gehele christelijke onderricht, waarin de liturgische homolie een bevoorrechte plaats dient in te nemen”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 24
De oorspronkelijke uitoefening van deze functies behoort tot de taak van de diocesane bisschop als leider, in zijn diocees, van de hele bediening van het woord Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 756. § 2 en is eveneens eigen aan de priesters, zijn medewerkers. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 757 Deze bediening komt ook toe aan de diakens, in gemeenschap met de bisschop en zijn presbyterium. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 757
De niet-gewijde gelovigen hebben als gedoopten deel aan de profetische functie van Christus. Zij zijn Zijn getuigen en zijn begiftigd met geloofszin en met de genade van het woord. Allen zijn geroepen om steeds meer ”moedige verkondigers” te worden ”van het geloof in de toekomstige goederen” Vgl. Heb. 11, 1 . 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 35 Het werk van de catechese hangt heden ten dage op bijzondere wijze af van hun inzet en edelmoedigheid in dienst van de Kerk.
Daarom kunnen de gelovigen en in het bijzonder de leden van de instituten van gewijd leven en van de sociëteiten van apostolisch leven geroepen worden om op wettige manier mee te werken aan de uitoefening van de bediening van het woord. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 758-759.785. § 1
Opdat de hulp genoemd in paragraaf 2 doeltreffend zal zijn is het nodig enige voorwaarden te noemen betreffende de wijze waarop dit geschiedt.
Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) stelt de voorwaarden vast waarop het bevoegde gezag aan niet-gewijde gelovigen kan toestaan om in een kerk of kapel te preken. De gebruikte woorden admiti possunt (kunnen toegelaten worden) maken duidelijk, dat het in geen enkel geval gaat om een recht dat hen eigen is, zoals het wel een specifiek recht is van de bisschoppen; 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25 Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 763 het is evenmin een bevoegdheid, zoals het dat wel is van de priesters en diakens.Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 764
De voorwaarden waaraan deze toestemming is verbonden - ”indien in bepaalde omstandigheden de noodzaak hiertoe aanwezig is”, ”of indien dit in bijzondere gevallen nuttig lijkt” - tonen de uitzonderlijkheid van het feit aan. Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) preciseert daarbij dat men steeds moet handelen volgens de voorschriften van de Bisschoppenconferentie (iuxta Episcoporum conferentiae praescipta). Door deze clausule stelt de geciteerde canon de eerste bron vast om te onderscheiden wanneer er in concrete gevallen sprake is van ”noodzaak” of de Bisschoppenconferentie, die de beoordeling van de Heilige Stoel nodig hebben, moeten immers de passende criteria vermelden die de diocesane bisschop helpen de geëigende pastorale beslissingen te nemen die alleen hem toekomen uit de natuur van zijn bisschoppelijke dienst.
In omstandigheden van een tekort aan gewijde bedienaren in bepaalde streken, kunnen zich blijvende en objectieve situaties voordoen die het nodig of nuttig maken om te denken aan de toelating van ongewijde gelovigen tot de prediking.
De preek in kerken en kapellen door niet-gewijde gelovigen kan toegestaan worden als plaatsvervanging van de gewijde bedienaren om speciale nuttige redenen in gevallen die vastgelegd zijn in de wetgeving van de universele kerk of van de Bisschoppenconferenties. Dit kan echter geen gewoonte worden, noch als een werkelijke promotie van de leken verstaan worden.
In het bijzonder bij de voorbereiding op de Sacramenten moeten de catechisten ervoor zorgen de aandacht van de leerlingen te richten op de rol en de figuur van de priester als enige uitdeler van de goddelijke mysteriën waarop zij zich voorbereiden.