8 oktober 1988
Wij kunnen echter niet de transcendentie van het Evangelie vergeten ten opzichte van alle menselijke culturen. Het christelijk geloof is geroepen om daarin te wortelen en op te bloeien overeenkomstig al zijn krachten. Hoe groot in feite ook de eerbied moet zijn voor al wat waar en heilig is in het culturele erfgoed van een volk, toch vraagt deze houding niet dat men een absolute waarde toekent aan dit cultureel erfgoed. Niemand kan toch vergeten dat het Evangelie vanaf zijn eerste oorsprong „voor de joden een aanstoot en voor de heidenen een dwaasheid” is geweest. Vgl. 1 Kor. 1, 23 De inculturatie die zich bedient van de weg van de dialoog tussen de godsdiensten, mag in geen enkel opzicht schatplichtig worden aan syncretisme.