8 oktober 1988
Hoe bijzonder bepaald de menselijke natuur en dus ook het mens-geworden Woord is — en bijgevolg de cultuur die dit opneemt, vorm eraan verleent en het doorgeeft — toch heeft Gods Zoon Zich niet op de eerste plaats verenigd met deze beperkende bepaaldheid. Juist omdat Hij mens geworden is,heeft God ook in zekere zin een volk, een land en een tijdperk opgenomen. „Daar de menselijke natuur in Hem onverkort is opgenomen, is juist daardoor deze natuur ook in ons tot hoge waardigheid verheven. Hij heeft Zich immers, als Zoon van God, door zijn menswording in zekere zin met iedere mens verenigd. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22
De transcendentie van Christus plaatst Hem dus niet geïsoleerd boven het menselijk geslacht, maar zij bewerkt dat Hij voor iedere mens tegenwoordig is, en gaat hiermee uit boven alle beperkende bepaaldheid. „Christus... [kan] noch als iemand vreemd, noch als ergens uitheems worden beschouwd”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 8 Er is geen jood of heiden meer, er is geen slaaf of vrije, geen man en vrouw ; allen te zamen zijt gij één persoon in Christus Jezus” (Gal. 3, 28). Christus ontmoet ons dus in de eenheid die wij vormen evenals in de veelheid en diversiteit van individuen, waarin zich onze gemeenschappelijke natuur verwerkelijkt.
Christus zou ons evenwel niet in de waarheid van onze concrete menselijkheid ontmoeten, als Hij ons niet zou bereiken in de diversiteit en complementariteit van onze culturen. Juist de culturen — met hun taal, geschiedenis, algemene levenshouding en verschillende instellingen — nemen ons immers bij voor- of tegenspoed op in het leven, ze vormen ons, begeleiden ons en overleven ons. Als de hele kosmos op verborgen wijze de plaats van de genade en de zonde is, hoe zouden onze culturen het dan niet ook zijn, omdat zij immers de vruchten en kiemen van de menselijke activiteit in eigenlijke zin zijn?
In het Lichaam van Christus vullen de culturen elkaar overigens aan in de mate waarin zij bezield en vernieuwd zijn door de genade en het geloof. Zij laten de veelvormige vruchtbaarheid zien waartoe de leer en de kracht van het ene Evangelie en dezelfde principes van de waarheid, de gerechtigheid, de liefde en de vrijheid kunnen komen, als zij doordrongen zijn met de Geest van Christus.
Tenslotte zij herinnerd aan het feit dat de Kerk — als bruid van het mensgeworden Woord — zich niet uit overwegingen van eigenbelang inspant voor het lot van de diverse culturen van de mensheid. Zij wil van binnenuit de rijkdommen aan waarheid en liefde bezielen, beschermen en ze van de dwaling en de zcnde — waarmee wij ze hebben aangetast — bevrijden, dus die rijkdommen die God als semina Verbi in zijn schepping gelegd heeft. Gods Woord komt niet in een schepping die vreemd voor Hem zou zijn. „Het heelal is geschapen door Hem en voor Hem. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem” (Kol. 1, 16-17).