8 oktober 1988
Omdat de Incarnatie van Gods Zoon alomvattend en concreet was, is zij een culturele incarnatie geweest. „Christus heeft Zich door zijn menswording verbonden met de concrete sociale en culturele omstandigheden van de mensen waaronder Hij leefde”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 10
Gods Zoon wilde een jood uit Nazaret in Galilea zijn, de Aramese taal spreken, onderdanig zijn aan godvruchtige ouders van Israël, hen begeleiden naar de tempel van Jeruzalem waar zij Hem vonden gezeten „te midden van de leraren... naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde” (Lc. 2, 46). Jezus groeide op te midden van de gebruiken en instellingen van het Palestina van de eerste eeuw, bekwaamde zich in de ambachten van zijn tijd, sloeg het gedrag van de vissers, de boeren en handelslieden uit zijn omgeving gade. De taferelen en landschappen waardoor de gedachtenwereld van de toekomstige rabbi gevoed worden, stammen uit een concreet land en uit een concreet tijdperk.
Gevoed door de vroomheid van Israël, gevormd door het onderwijs in de Wet en de profeten waaraan een unieke ervaring van God als Vader een onvermoed perspectief laat geven, staat Jezus binnen een heel concrete spirituele traditie, namelijk het joodse profetisme. Zoals de profeten van eertijds is Hij de stem van God en roept Hij op tot bekering. Zijn wijze van onderrichten is eveneens kenmerkend voor Hem : de woordenschat, de literaire genres en de stilistische procédés herinneren aan de stijl van Elias en Eliseus : het bijbels parallellisme, de spreekwoorden, de paradoxen, de aansporingen, de zaligsprekingen tot en met de symbolische handelingen.
Jezus is zo nauw verbonden met het leven van Israël dat het volk en de godsdienstige traditie waarvan Hij deel uitmaakte, juist op grond daarvan zelf iets unieks hebben in de heilsgeschiedenis van de mensheid ; dit uitverkoren volk en de godsdienstige traditie die het heeft achtergelaten, hebben een blijvende betekenis voor de mensheid.
De Incarnatie heeft beslist geen improvisatorisch karakter. Gods Woord treedt binnen in een geschiedenis die op Hem is voorbereid, Hem aankondigt en voorafbeeldt. Christus is vooraf belichaamd, zo kan men stellen, in het volk dat God juist gevormd heeft met het oog op dat geschenk dat Hij in zijn Zoon wilde geven. Alle woorden die de profeten hebben uitgesproken, lopen vooruit op het door Zichzelf bestaande Woord dat Gods Zoon is.
Ook behouden de geschiedenis van het Verbond dat met Abraham en door Mozes met het volk van Israël gesloten werd, evenals de boeken die deze geschiedenis verhalen en belichten, voor de gelovigen van Jezus hun functie van onmisbare en onvervangbare opvoeding. Trouwens, de uitverkiezing van dit volk waaruit Jezus is voortgekomen, is nooit herroepen. „Mijn broeders en stamverwanten”, schrijft Paulus, „zij zijn Israëlieten, hun behoort de aanneming tot zonen, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de eredienst en de beloften : van hen zijn de aartsvaders en uit hen komt de Christus voort naar het vlees. God, die boven alles verheven is, zij gezegend tot in eeuwigheid! Amen” Vgl. Rom. 9, 3-5 De edele olijf heeft zijn privileges niet verloren ten gunste van de wilde olijf die erop geënt werd Vgl. Rom. 11, 24 .