• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

De eigen aard en onherhaalbaarheid van de goddelijke openbaring in Jezus Christus is gebaseerd op het feit dat slechts in zijn persoon de zelfmededeling van de drie-een God plaatsvindt. Vandaar dat men dus slechts, in strikte zin, van openbaring van God kan spreken wanneer God zichzelf geeft. Christus is aldus tegelijkertijd de middelaar en volheid van de gehele openbaring. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 2 Het theologisch begrip openbaring mag niet verward worden met dat van de godsdienstfenomenologie (openbaringsgodsdiensten, die zichzelf beschouwen als gebaseerd op een goddelijke openbaring). Alleen in Christus en zijn Geest heeft God zich volledig aan de mensen gegeven; als gevolg daarvan vindt slechts de openbaring van God in de volle zin plaats; wanneer er sprake is van deze zelfmededeling. Gods zelfgave en openbaring zijn twee onscheidbare aspecten van het Jezusgebeuren.

Voor de komst van Christus openbaarde God zich op bijzondere wijze aan het volk van Israël als de unieke levende en ware God. Als getuigenis van deze openbaring zijn de boeken van het Oude Testament Woord van God en bevatten ze een eeuwige waarde. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 14 Slechts in het Nieuwe Testament krijgen en manifesteren de boeken van het Oude Testament hun volledige betekenis. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 16 Maar bij het jodendom is de ware goddelijke openbaring van het Oude Testament blijven bestaan. Bepaalde elementen van de Bijbelse openbaring zijn door de islam opgenomen, die ze in een andere context geïnterpreteerd heeft.

God heeft zich aan de mensen op veel manieren te kennen gegeven en blijft dat doen: door de werken van de schepping Vgl. Wijsh. 13, 5 Vgl. Rom. 1, 19-20 , door het getuigenis van het geweten Vgl. Rom. 2, 14-15 , enzovoorts. God kan mensen langs verschillende wegen verlichten. Trouw aan God kan leiden tot een bepaalde kennis op grond van connaturaliteit. De godsdienstige tradities laten zich gelden door “oprechte individuen, die getekend worden door Gods Geest” . Vgl. Pauselijke Raad voor Interreligieuze Dialoog, Reflecties en oriëntaties over interreligieuze dialoog en de verkondiging van het Evangelie van Jezus Christus, Dialoog en Verkondiging (19 mei 1991), 30 De werking van de Geest wordt op de een of andere manier door de mens waargenomen. Als zich, volgens het onderricht van de kerk, bij de godsdiensten ‘zaden van het Woord ’ en ‘stralen van de waarheid ’ bevinden, kan men bij die godsdiensten geen elementen van een ware godskennis uitsluiten, zij het met onvolmaaktheden. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 55 De gnoseologische dimensie kan niet helemaal afwezig zijn, waar we elementen van genade en van heil erkennen.

Maar hoewel God de mensen op verschillende manieren heeft kunnen verlichten, hebben we nooit de garantie van een juiste opname en interpretatie van deze lichtpunten bij degene die ze ontvangt. Slechts in Jezus hebben we de garantie van het volledige opnemen van de wil van de Vader. De Geest heeft de apostelen op een speciale manier bijgestaan bij het getuigenis over Jezus en bij het overbrengen van zijn boodschap; uit de prediking van de apostelen is het Nieuwe Testament ontvangen. De goddelijke inspiratie die de kerk in de geschriften van het Oude en Nieuwe Testament erkent, verzekert dat alles en slechts wat God wilde dat opgeschreven zou worden, in deze geschriften is bijeengebracht.

Niet alle godsdiensten hebben heilige boeken. Hoewel enige goddelijke verlichting, in de termen zoal uiteengezet, bij het schrijven van deze boeken (bij de godsdiensten die deze hebben) niet uitgesloten kan worden, is het passender de kwalificatie ‘geïnspireerd’ te reserveren voor de canonieke boeken. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 11 De benaming "Woord van God" is in de traditie gereserveerd voor de geschriften van beide testamenten. Het onderscheid is duidelijk zelfs bij de oude kerkelijke schrijvers die zaden van het Woord in filosofische en godsdienstige geschriften erkend hebben. Al kunnen de heilige boeken van de verschillende godsdiensten deel uitmaken van een evangelische voorbereiding, ze kunnen niet als gelijkwaardig beschouwd worden aan het Oude Testament, dat de onmiddellijke voorbereiding op de komst van Christus in de wereld vormt.

Document

Naam: HET CHRISTENDOM EN DE GODSDIENSTEN
Soort: Internationale Theologische Commissie
Datum: 30 september 1997
Copyrights: © 1997, Secretariaat RKK, Utrecht
In opdracht van p. Georges Cottier o.p., secr.-gen. van de ITC, vertaald door prof. dr. J. Ambaum m.m.v. mw. drs. M.-L. Meulemans
Bewerkt: 19 november 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test