30 september 1997
HET CHRISTENDOM EN DE GODSDIENSTEN | |||
► | ENIGE CONSEQUENTIES VOOR EEN CHRISTELIJKE THEOLOGIE VAN DE GODSDIENSTEN |
Nu het heilsinitiatief van de Vader, het universele middelaarschap van Christus, de universaliteit van de gave van de Geest, de functie van de kerk voor het heil van alle mensen eenmaal bestudeerd zijn, beschikken we over de elementen om een theologie van de godsdiensten te schetsen. Ten overstaan van de nieuwe situatie, geschapen door het religieus pluralisme, wordt opnieuw de vraag gesteld naar de universele betekenis van Jezus Christus, ook in relatie tot de godsdiensten en de functie die deze kunnen hebben bij het plan van God dat geen ander is dan alle dingen in Christus te recapituleren. Vgl. Ef. 1, 10 Het hoeft niet te bevreemden dat oude thema’s uit de traditie gebruikt worden om nieuwe situaties te verlichten. Op positieve wijze moet men de universele betekenis van Jezus en zijn Geest en ook van de Kerk in gedachten houden. Zij verkondigt metterdaad het Evangelie, staat ten dienste van de communio van alle mensen en vertegenwoordigt de hele mensheid door haar priesterlijk dienstwerk bij de liturgische viering van het Paasmysterie. Op negatieve wijze is deze universaliteit exclusief: er is geen Logos die niet Jezus is en er is geen Geest die niet de Geest van Christus is. Op deze coördinaten worden de concrete problemen aangebracht die hierna worden behandeld. We zullen enige punten bestuderen die al bij de status quaestionis genoemd zijn.