
30 september 1997
God heeft zich aan de mensen op veel manieren te kennen gegeven en blijft dat doen: door de werken van de schepping Vgl. Wijsh. 13, 5 Vgl. Rom. 1, 19-20 , door het getuigenis van het geweten Vgl. Rom. 2, 14-15 , enzovoorts. God kan mensen langs verschillende wegen verlichten. Trouw aan God kan leiden tot een bepaalde kennis op grond van connaturaliteit. De godsdienstige tradities laten zich gelden door “oprechte individuen, die getekend worden door Gods Geest” . Vgl. Pauselijke Raad voor Interreligieuze Dialoog, Reflecties en oriëntaties over interreligieuze dialoog en de verkondiging van het Evangelie van Jezus Christus, Dialoog en Verkondiging (19 mei 1991), 30 De werking van de Geest wordt op de een of andere manier door de mens waargenomen. Als zich, volgens het onderricht van de kerk, bij de godsdiensten ‘zaden van het Woord ’ en ‘stralen van de waarheid ’ bevinden, kan men bij die godsdiensten geen elementen van een ware godskennis uitsluiten, zij het met onvolmaaktheden. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 55 De gnoseologische dimensie kan niet helemaal afwezig zijn, waar we elementen van genade en van heil erkennen.