Slechts in Jezus kunnen de mensen gered worden, en daarom maakt het Christendom een duidelijke aanspraak op universaliteit. De christelijke boodschap richt zich daarom tot alle mensen en moet aan allen verkondigd worden.
Enkele teksten uit het Nieuwe Testament en uit de oudste traditie laten een universele betekenis van Christus doorschemeren die niet beperkt blijft tot de zojuist genoemde. Bij zijn komst in de wereld verlicht Jezus iedere mens, is Hij de laatste en definitieve Adam aan wie allen geroepen zijn gelijk te worden, enzovoorts. De universele aanwezigheid van Jezus komt iets uitgewerkter naar voren in de oude leer van de logós spermatikós Maar ook daar wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de volledige verschijning van de Logos in Jezus en de aanwezigheid van zaden van de Logos bij degenen die Hem niet kennen. Deze aanwezigheid, die reëel is, sluit geen fout of tegenspraak uit. Vgl. H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 137, 12 (PL 33, 520vv.): behalve de reeds geciteerde teksten Sinds Jezus’ komst naar de wereld, en vooral sinds zijn dood en verrijzenis, begrijpt men de ultieme zin van de nabijheid van het Woord bij alle mensen. Jezus voert de hele geschiedenis naar zijn vervulling. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 10.45
Als het heil verbonden is met de historische verschijning van Jezus, mag niemand onverschillig blijven voor de persoonlijke verbondenheid met Hem in het geloof. Slechts in de Kerk die in historische continuïteit met Jezus staat, kan zijn mysterie ten volle beleefd worden. Vandaar de onontkoombare noodzaak voor de kerk om Christus te verkondigen.
Omdat Jezus de unieke middelaar is, die het heilsplan van de uniek God de Vader ten uitvoer brengt, is het heil voor alle mensen uniek en hetzelfde: de volledige gelijkvormigheid met Jezus en de communio met Hem bij het deelhebben aan zijn goddelijke kindschap. Het bestaan van verschillende economieën voor degenen die in Jezus geloven en degenen die niet in Hem geloven moet derhalve uitgesloten worden. Er kunnen geen wegen zijn om naar God te gaan, die niet uitkomen op de unieke weg die Christus is. Vgl. Joh. 14, 6