HET CHRISTENDOM EN DE GODSDIENSTEN
(Soort document: Internationale Theologische Commissie)
30 september 1997
Elke dialoog leeft van de aanspraak op waarheid van de deelnemers. Maar de dialoog tussen de godsdiensten wordt bovendien gekarakteriseerd door het toepassen van de dieptestructuur van ieders cultuur van oorsprong op de aanspraken van waarheid van een vreemde cultuur. Het is duidelijk dat deze dialoog veeleisend is, en een bijzondere gevoeligheid vereist ten aanzien van de andere cultuur. De laatste decennia heeft zich deze gevoeligheid in het bijzonder ontwikkeld wat betreft de culturele context van zowel de verschillende godsdiensten als het christendom en zijn theologieën. Het volstaat aan de ‘contextuele theologieën’ en aan de toenemende betekenis van het thema inculturatie bij het leergezag en in de theologie te herinneren. De Internationale Theologische Commissie heeft al over deze thema’s gesproken, Vgl. Internationale Theologische Commissie, Selectie van ecclesiologische thema’ s bij de 20e verjaardag van de sluiting van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie (7 okt 1985). hoofdstuk 4 Vgl. Internationale Theologische Commissie, Geloof en inculturatie, Fides et inculturatio (8 okt 1988), 5 zodat hier slechts twee aanduidingen nodig lijken:
- Een gedifferentieerde theologie van de godsdiensten, gebaseerd op de eigen aanspraken op waarheid, is de basis voor iedere serieuze dialoog en de noodzakelijke vooronderstelling om de diversiteit van de posities en de culturele expressie-middelen ervan te begrijpen;
- De literaire of socioculturele, (enzovoorts), contextualiteit zijn belangrijke, soms zelfs de enige middelen om teksten en situaties te begrijpen; ze zijn een mogelijke plaats van de waarheid, maar zijn niet identiek aan de waarheid zelf. De betekenis en de grenzen van de culturele contextualiteit zijn ermee aangegeven. De interreligieuze dialoog behandelt de ‘coïncidenties en convergenties’ met de andere godsdiensten behoedzaam en met respect. Bij de behandeling van de ‘verschillen’ moet men er rekening mee houden dat deze behandeling de concidenties en elementen van convergentie niet teniet moet doen, en bovendien dat de dialoog over deze verschillen door de eigen leer en de bijbehorende ethiek geïnspireerd moet worden; met andere woorden, de vorm van de dialoog mag de eigen geloofsinhoud en ethiek niet ontkrachten.
© 1997, Secretariaat RKK, Utrecht
In opdracht van p. Georges Cottier o.p., secr.-gen. van de ITC, vertaald door prof. dr. J. Ambaum m.m.v. mw. drs. M.-L. Meulemans