
30 september 1997
Tegenover een historische, epistemologische of theologische simplificering van de verhouding tussen het Christendom ende overige godsdiensten is het bij de pluralistische theologie noodzakelijk uit te gaan van de gedifferentieerde visie op de godsdiensten van de verklaring 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) van het Tweede Vaticaans Concilie. Daarin wordt beschreven wat de wereldgodsdiensten fundamenteel gemeenschappelijk hebben, namelijk de poging “tegemoet te komen aan de onrust van het menselijk hart door wegen aan te wijzen: leerstelsels, leefregels en heilige riten” 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 2, maar zonder dat eveneens fundamentele verschillen worden verdoezeld: verschillende vormen van boeddhisme wijze de mens wegen waarlangs hij de zin van het bestaan ziet en inziet dat deze contingente wereld radicaal ontoereikend is. de rijkdom aan mythes van hindoeïsme, de ascetische eisen en de diepe meditaties ervan geen uitdrukking aan het vertrouwvol toevlucht zoeken bij God. Met de islam heeft de kerk meer gemeen, want de islam erkent dat zijn volgelingen “de ene God aanbidden ... schepper van hemel en aarde” 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 3 In alle duidelijkheid erkennend wat ons van elkaar scheidt, kan aan de gemeenschappelijke elementen in de geschiedenis en de leer niet voorbij gegaan worden. Het Christendom is met het jodendom verbonden door zijn oorsprong en een rijke gemeenschappelijke erfenis. De geschiedenis van het verbond met Israël, het belijden van een enkele en unieke God die zich in deze geschiedenis openbaart, de hoop op God die komt en op zijn toekomstig rijk zijn gemeenschappellijk voor joden en christenen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 4 Een christelijke theologie van de godsdiensten moet in staat zijn de gemeenschappelijke elementen en de verschillen tussen het eigen geloof ende overtuigingen van de verschillende godsdienstige groepen theologisch uiteen te zetten. Het Concilie plaatst deze taak in een spanningsveld: enerzijds neemt het de eenheid van het menselijk geslacht, gebaseerd op een gemeenschappelijke oorsprong, in ogenschouw. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 1 Om deze reden, verankerd in de scheppingstheologie, “(verwerpt) de katholieke Kerk ... niets van dat gene wat in deze godsdiensten waar en heilig is” . Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 2 Maar anderzijds benadrukt dezelfde Kerk de noodzaak de waarheid die Christus zelf is te verkondigen: “zij ... verkondigt en moet zonder ophouden verkondigen de Christus, die is ‘de weg, de waarheid en het leven’ (Joh. 14, 6), in wie de mensen de volheid van het godsdienstig leven vinden en in wie God alles met zich heeft verzoend Vgl. 2 Kor. 5, 18-19
”. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 2