
H. Paus Paulus VI - 8 december 1967
Wij richten ons tot alle mensen van goede wil om hen aan te sporen op 1 januari 1968, de eerste dag van het burgerlijk jaar, de 'dag van de vrede' in de gehele wereld te vieren. Het is ons verlangen, dat in het vervolg deze viering ieder jaar bij het begin van de kalender, die de weg van het menselijk leven in de tijd meet en afbakent, zal worden herhaald, als een wens en een belofte dat de vrede met zijn rechtvaardig en weldadig evenwicht het verloop van de toekomstige geschiedenis zal beheersen.
Wij denken, dat dit voorstel de wensen uitspreekt van de volkeren, van hun regeringen, van de internationale lichamen die waken om de vrede in de wereld te bewaren, van de godsdienstige instellingen die zoveel belang hebben bij de bevordering van de vrede, van de culturele, politieke en sociale bewegingen wier ideaal de vrede is, van de jeugd - die een veel levendiger inzicht heeft in de nieuwe wegen van de beschaving welke op de juiste wijze zijn gericht op vreedzame ontwikkeling ervan -, van de wijze mensen die zien, hoezeer thans de vrede zowel noodzakelijk is als wordt bedreigd.
Het voorstel om de eerste dag van het nieuwe jaar aan de vrede te wijden, dient daarom niet te worden beschouwd als uitsluitend van ons, dus als godsdienstig en katholiek; dit voorstel zou graag de instemming krijgen van alle echte vrienden van de vrede als was het hun eigen initiatief; het zou zich gaarne in vrije vormen uitdrukken die passen bij de speciale aard van iedereen die ziet. hoe schoon en belangrijk dit samenklinken van alle stemmen in de wereld is, om de vrede, dit primaire goed, te prijzen in het rijk geschakeerd concert van de moderne mensheid.