Johannes Kard. Villot - 1 november 1973
Voor de kinderen die gedoopt zijn, zowel voor hen die nog niet volledig door de Sacramenten van Vormsel en Eucharistie in het leven der Kerk zijn opgenomen, als voor hen die nog maar pas tot de Heilige Communie zijn toegelaten, behoort de kerk een bijzondere zorg te hebben. Want de huidige levensomstandigheden, waarin de kinderen volwassen worden, zijn voor hun geestelijke groei minder bevorderlijk. Vgl. Congregatie voor de Clerus, Algemeen directorium voor de catechese, Directorium Catechisticum Generale (11 apr 1971), 5 Daarbij komt dat de plicht tot een christelijke opvoeding die de ouders bij het Doopsel van hun kinderen op zich hebben genomen, vaak nauwelijks door hen wordt vervuld.
Bij de kerkelijke opvoeding van de kinderen komt als bijzondere moeilijkheid, dat de liturgische vieringen, vooral van de Eucharistie, de opvoedende invloed die hun eigen is Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 33, op de kinderen niet volledig kunnen uitoefenen. Al mag men thans in de Eucharistie de volkstaal gebruiken, toch zijn de woorden en tekenen niet voldoende aangepast aan het begrip van kinderen. Ook in het dagelijks leven begrijpen kinderen niet altijd alles wat zij met de volwassenen meemaken, zonder zich daardoor gehinderd te voelen. Wat de liturgie betreft kan daarom ook niet verlangd worden dat alles altijd tot in onderdelen voor hen begrijpelijk zal zijn. Toch moet gevreesd worden voor geestelijk nadeel als de kinderen jaar. in jaar uit in de kerk telkens weer dingen meemaken die voor hen nauwelijks te bevatten zijn; de moderne kinderpsychologie heeft immers bewezen hoe diepgaand kinderen krachtens hun bijzondere ontvankelijkheid voor het religieuze gevormd worden door de religieuze ervaring van hun kleuter- en kinderjaren. Vgl. Congregatie voor de Clerus, Algemeen directorium voor de catechese, Directorium Catechisticum Generale (11 apr 1971), 78
Gezien het voorbeeld van haar Meester, die de kleine kinderen 'omarmde en zegende' (Mc. 10, 16) kan de Kerk de kinderen in deze omstandigheden niet aan zichzelf overlaten. Kort na het Tweede Vaticaans Concilie, dat in de 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) reeds over de noodzakelijke aanpassing van de liturgie voor verschillende groepen had gesproken Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 38 Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Over HH. Missen in bijzondere bijeenkomsten, Actio Pastoralis (15 mei 1969), begon zij daarom, vooral op de eerste bisschoppensynode, die in 1967 te Rome werd gehouden, nauwkeuriger te onderzoeken, hoe de deelneming van de kinderen aan de liturgie gemakkelijker tot stand zou kunnen komen. De Voorzitter van de Postconciliaire Raad voor de Liturgie stelde bij die gelegenheid uitdrukkelijk vast, dat er wel geen sprake kon zijn "van het ontwerpen van een geheel eigen ritus, maar eerder van het beperken, bekorten of weglaten van bepaalde onderdelen en van het uitkiezen van een aantal speciaal geschikte teksten".
Nadat door de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemene Inleiding op het Romeins Missaal (26 maart 1970), in 1969 uitgegeven, uitvoerige regelingen waren getroffen voor de Eucharistieviering met het volk, heeft deze Congregatie, gevolg gevend aan herhaaldelijke verzoeken uit heel de katholieke wereld, met medewerking van deskundige mannen en vrouwen uit vrijwel alle volken, een begin gemaakt met het opstellen van een speciaal Directorium voor de Eucharistievieringen met kinderen ter aanvulling van deze inleiding.
Aan de bisschoppenconferenties of aan afzonderlijke bisschoppen worden door dit Directorium evenals door de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemene Inleiding op het Romeins Missaal (26 maart 1970) bepaalde aanpassingen voorbehouden. zie hieronder nrs. 19, 32 en 33 Aanpassingen voor de Eucharistievieringen met kinderen die in hun gebied nodig zouden zijn, en die uiteraard in een algemeen Directorium niet kunnen worden opgenomen, moeten door deze conferenties, in overeenstemming met 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963), worden voorgelegd aan de Apostolische Stoel, opdat ze met diens instemming kunnen worden ingevoerd.
In het Directorium gaat het om kinderen die de leeftijd van de zogenaamde pre-puberteit nog niet hebben bereikt. Op zichzelf spreekt het niet over kinderen die lichamelijk of geestelijk gestoord zijn, omdat voor hen niet zelden een ruimere aanpassing noodzakelijk is Vgl. De Liturgie voor de mis met doofstomme kinderen voor het Duitse taalgebied, op 26 juni 1970 goedgekeurd ofwel bevestigd door deze Congregatie (Prot. nr. 1546/70); toch kunnen de hier volgende regels, met de eventueel nodige veranderingen, ook op hen worden toegepast.
In het eerste hoofdstuk van het Directorium (nrs. 8 - 15) worden de fundamentele princiepen gegeven. Gesproken wordt over de verschillende mogelijkheden om de kinderen op te voeden tot de eucharistische liturgie; een tweede hoofdstuk behandelt in het kort de Eucharistievieringen met volwassenen (nrs. 16 - 19) waaraan ook kinderen deelnemen; een derde hoofdstuk tenslotte (nrs. 20 - 54) bespreekt uitvoeriger de Eucharistievieringen met kinderen waaraan slechts door enkele volwassenen wordt deelgenomen.