Johannes Kard. Villot - 1 november 1973
Gezien het voorbeeld van haar Meester, die de kleine kinderen 'omarmde en zegende' (Mc. 10, 16) kan de Kerk de kinderen in deze omstandigheden niet aan zichzelf overlaten. Kort na het Tweede Vaticaans Concilie, dat in de 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) reeds over de noodzakelijke aanpassing van de liturgie voor verschillende groepen had gesproken Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 38 Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Over HH. Missen in bijzondere bijeenkomsten, Actio Pastoralis (15 mei 1969), begon zij daarom, vooral op de eerste bisschoppensynode, die in 1967 te Rome werd gehouden, nauwkeuriger te onderzoeken, hoe de deelneming van de kinderen aan de liturgie gemakkelijker tot stand zou kunnen komen. De Voorzitter van de Postconciliaire Raad voor de Liturgie stelde bij die gelegenheid uitdrukkelijk vast, dat er wel geen sprake kon zijn "van het ontwerpen van een geheel eigen ritus, maar eerder van het beperken, bekorten of weglaten van bepaalde onderdelen en van het uitkiezen van een aantal speciaal geschikte teksten".
Naast de Eucharistievieringen waaraan de kinderen tegelijk met hun ouders en andere familieleden deelnemen, welke niet altijd en niet overal kunnen geschieden, worden vooral voor de weekdagen aanbevolen de Eucharistievieringen alleen voor kinderen, waaraan slechts enkele volwassenen deelnemen. Dat bij deze Missen bepaalde aanpassingen nodig zijn, is vanaf het begin der liturgische vernieuwing een algemene overtuiging. Zie nr. 3 Over deze aanpassingen, en wel uitsluitend over die van meer algemene aard, zal hieronder (nrs. 38 - 54) worden gesproken.