Johannes Kard. Villot - 1 november 1973
Bij de kerkelijke opvoeding van de kinderen komt als bijzondere moeilijkheid, dat de liturgische vieringen, vooral van de Eucharistie, de opvoedende invloed die hun eigen is Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 33, op de kinderen niet volledig kunnen uitoefenen. Al mag men thans in de Eucharistie de volkstaal gebruiken, toch zijn de woorden en tekenen niet voldoende aangepast aan het begrip van kinderen. Ook in het dagelijks leven begrijpen kinderen niet altijd alles wat zij met de volwassenen meemaken, zonder zich daardoor gehinderd te voelen. Wat de liturgie betreft kan daarom ook niet verlangd worden dat alles altijd tot in onderdelen voor hen begrijpelijk zal zijn. Toch moet gevreesd worden voor geestelijk nadeel als de kinderen jaar. in jaar uit in de kerk telkens weer dingen meemaken die voor hen nauwelijks te bevatten zijn; de moderne kinderpsychologie heeft immers bewezen hoe diepgaand kinderen krachtens hun bijzondere ontvankelijkheid voor het religieuze gevormd worden door de religieuze ervaring van hun kleuter- en kinderjaren. Vgl. Congregatie voor de Clerus, Algemeen directorium voor de catechese, Directorium Catechisticum Generale (11 apr 1971), 78