
Paus Pius XI - 14 maart 1937
MIT BRENNENDER SORGE De Katholieke Kerk in het Duitse Rijk |
|||
► | Zedenleer en zedelijke orde |
Op het ware en zuiver bewaarde Godsgeloof berust de zedelijkheid der mensen. Alle pogingen, de zedenleer en de zedelijke orde van de rotsbodem van het geloof weg te nemen en op het warrelende stuifzand van menselijke normen op te bouwen, brengen vroeg of laat het individu zowel als de gemeenschap tot moreel verval. De dwaas die in zijn hart zegt: "Er is geen God", zal wegen van zedelijk bederf bewandelen Vgl. Ps. 13, 1 . Het getal van zulke dwazen, die zich thans vermeten zedelijkheid en godsdienst te scheiden, is legio geworden. Zij zien niet of willen niet zien, dat met het verbannen van het confessionele, d.w.z. van het klaar en duidelijk geformuleerde Christendom uit onderwijs en opvoeding, uit het streven naar nieuwe vormen voor het maatschappelijke en openbare leven, wegen begaan worden, die voeren tot geestelijke verarming en verval.
Geen dwang of geweld van de Staat, geen zuiver wereldse, zij het dan ook op zichzelf edele en hoge idealen zullen op den duur in staat zijn, de uit het geloof aan God en Christus voortkomende laatste en beslissende motieven te vervangen. Ontneemt men hem, die geroepen is de hoogste offers te brengen en afstand te doen van het nietige "ik" ten behoeve van het algemeen welzijn, de zedelijke steun die ligt in het eeuwige en goddelijke, in het opbeurende en troostrijke geloof aan de Looner van alle goed en de Straffer van alle kwaad, dan zal voor ontelbaar velen het eindresultaat niet zijn het aanvaarden van de plicht, maar het ontvluchten ervan. Het nauwgezet onderhouden van de 10 geboden Gods en van de geboden der H. Kerk, welke laatste niets anders zijn dan aanwijzingen voor het toepassen van de normen van het Evangelie, is voor eenieder afzonderlijk een onvergelijkelijke school van stelselmatige zelftucht, van zedelijke sterking en karaktervorming. Een school die veel verlangt, maar niet té veel. De goede God, die als Wetgever spreekt: "Gij zult", geeft in zijn genade ook de hulp te kunnen volbrengen. Zedelijkheid-vormende krachten van zulk een intense en diepe inwerking onbenut te laten of zelfs hun de weg te versperren naar het terrein van de volksopvoeding, is een onverantwoordelijk medewerken aan de godsdienstige ondervoeding van de volksgemeenschap. Het uitleveren van de zedenleer aan de subjectieve mening der mensen, die met de tijdstromigen wisselt, in plaats van haar te doen wortelen in de heilige wil van de eeuwige God, in Zijn geboden, zet voor vernietigende krachten deuren en poorten open. De hierdoor ingetreden verwaarlozing van de eeuwige richtlijnen van een objectieve zedenleer, dienende tot vorming der gewetens, tot veredeling van ieder levensgebied en van iedere levensordening, is een misdaad aan de toekomst van het volk, waarvan de komende geslachten de bittere vruchten zullen plukken.